ECLI:NL:CRVB:2009:BH2273

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4879 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar WAO-uitkering per 24 augustus 2006 heeft verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Appellante, die sinds 2001 een uitkering ontvangt wegens vermoeidheids- en whiplashklachten, betwistte de verlaging en stelde dat haar medische situatie onveranderd was, waarbij zij aangaf maximaal twintig uur per week te kunnen werken. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 januari 2009 uitspraak gedaan in deze zaak.

Tijdens de zitting op 19 december 2008 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door M.J.H. Maas. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de bezwaarverzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is uitgevoerd en heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de vastgestelde beperkingen van appellante. De Raad onderschrijft het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat een urenbeperking niet meer nodig is, aangezien deze was verbonden aan een therapie die appellante al geruime tijd had afgerond.

De Raad concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de functies die in aanmerking zijn genomen niet passend zouden zijn voor appellante. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die eerder het besluit van het Uwv had vernietigd, maar de rechtsgevolgen had gehandhaafd. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier I.R.A. van Raaij.

Uitspraak

07/4879 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 17 juli 2007, 07/148
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 30 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2008, waar appellante niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J.H. Maas.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante is in 2000 wegens vermoeidheids- en whiplashklachten uitgevallen uit haar functie van vertegenwoordigster. Appellante ontvangt sinds 1 oktober 2001 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk is berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
2. Het inleidend beroep richt zich tegen het besluit van 3 januari 2007 (hierna: het bestreden besluit) waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 1 augustus 2006, tot de verlaging van de WAO-uitkering per 24 augustus 2006 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
3. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien de door de (bezwaar)verzekeringsartsen voor akkoord gevonden beperkingen van de belastbaarheid van appellante, waarbij een urenbeperking niet meer noodzakelijk is geacht, voor onjuist te houden. De rechtbank heeft zich voorts kunnen verenigen met de functies zoals deze als grondslag voor de schatting in aanmerking zijn genomen, maar heeft het besluit onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen. Dit, omdat de motivering van de geschiktheid van de geduide functies pas in beroep is gegeven met de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige.
4. In hoger beroep heeft appellante -kort samengevat- herhaald dat haar medische situatie onveranderd is, dat zij maximaal twintig uur per week kan werken en dat zij zich nog steeds arbeidsongeschikt acht naar de klasse 65 tot 80%.
5. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek door (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellante vastgestelde beperkingen. De Raad onderschrijft het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat een urenbeperking bij deze beoordeling niet meer nodig is, omdat deze destijds was verbonden aan een intensieve therapie die appellante heeft gevolgd en al geruime tijd geleden heeft afgerond. Nu door appellante geen medische gegevens in het geding zijn gebracht, op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat verdergaande beperkingen, inclusief een urenbeperking, hadden moeten aangenomen, concludeert de Raad dat de medische grondslag van het bestreden besluit als juist kan worden aanvaard.
6. Aldus ervan uitgaande dat de beperkingen van appellante juist zijn gewaardeerd, heeft de Raad voorts geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de in aanmerking genomen functies niet passend zouden zijn voor appellante. De Raad sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank dienaangaande in de aangevallen uitspraak heeft overwogen.
7. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2009.
(get.) R.C. Stam.
(get.) I.R.A. van Raaij.
CVG