ECLI:NL:CRVB:2009:BH2273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de zorgvuldigheid van medisch onderzoek
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar WAO-uitkering per 24 augustus 2006 heeft verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Appellante, die sinds 2001 een uitkering ontvangt wegens vermoeidheids- en whiplashklachten, betwistte de verlaging en stelde dat haar medische situatie onveranderd was, waarbij zij aangaf maximaal twintig uur per week te kunnen werken. De Centrale Raad van Beroep heeft op 30 januari 2009 uitspraak gedaan in deze zaak.
Tijdens de zitting op 19 december 2008 was appellante niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door M.J.H. Maas. De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de bezwaarverzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is uitgevoerd en heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de vastgestelde beperkingen van appellante. De Raad onderschrijft het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts dat een urenbeperking niet meer nodig is, aangezien deze was verbonden aan een therapie die appellante al geruime tijd had afgerond.
De Raad concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de functies die in aanmerking zijn genomen niet passend zouden zijn voor appellante. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die eerder het besluit van het Uwv had vernietigd, maar de rechtsgevolgen had gehandhaafd. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van griffier I.R.A. van Raaij.