ECLI:NL:CRVB:2009:BH1814
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- J. Brand
- B.W.N. de Waard
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de noodzaak van medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van betrokkene, die eerder was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Bij besluit van 21 augustus 2006 is deze herzien naar 15 tot 25% per 22 oktober 2006. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, wat door de rechtbank Leeuwarden op 28 juni 2007 gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het besluit van 19 januari 2007, dat het bezwaar ongegrond verklaarde, niet zorgvuldig tot stand was gekomen, omdat er geen adequaat verzekeringsgeneeskundig onderzoek had plaatsgevonden. De rechtbank heeft appellant, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, veroordeeld in de proceskosten van betrokkene en gelast het griffierecht te vergoeden.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de herziening van de arbeidsongeschiktheid enkel op arbeidskundige gronden was gebaseerd en dat de medische gegevens alleen op actualiteit waren beoordeeld. De Raad overweegt dat het besluit van 19 januari 2007 voortvloeit uit een eerdere procedure waarin was vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid ten onrechte was vastgesteld op 25 tot 35%. De Raad concludeert dat appellant geen nieuw medisch onderzoek hoefde uit te voeren en dat de wijze van besluitvorming niet ontoelaatbaar was. De Raad heeft vastgesteld dat partijen het eens waren over de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid correctie behoefde.
Uiteindelijk oordeelt de Raad dat het hoger beroep slaagt, de aangevallen uitspraak wordt vernietigd en het beroep tegen het besluit van 19 januari 2007 ongegrond wordt verklaard. De Raad concludeert dat niet is gebleken dat de functies waarvoor betrokkene geschikt is, de mogelijkheden van betrokkene te boven gaan.