ECLI:NL:CRVB:2009:BH1005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- J. Brand
- B.W.N. de Waard
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WAO-uitkering met betrekking tot appellante
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 december 2005, waarin de rechtbank de beroepen van appellante tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 januari 2009 uitspraak gedaan. De zaak betreft de herziening en terugvordering van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 28 oktober 1977 een WAO-uitkering ontving, aanvankelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Het Uwv had in 2005 besloten dat de WAO-uitkering van appellante voor de periode van 2 juni 1998 tot 2 juni 2001 zou worden betaald als ware zij ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 55 tot 65%. Tevens werd een bedrag teruggevorderd dat onterecht was uitbetaald over de periode van 2 juni 1998 tot 1 september 2003. De rechtbank heeft deze besluiten van het Uwv bevestigd, maar het Uwv heeft later, op 22 juli 2008, zijn besluit van 4 mei 2005 ingetrokken, omdat het niet redelijkerwijs duidelijk kon zijn voor appellante dat haar inkomsten invloed hadden op de hoogte van haar uitkering.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat er na het besluit van 22 juli 2008 en de mededeling van het Uwv ter zitting van 14 november 2008 geen geschil meer bestond tussen partijen. Hierdoor had appellante geen procesbelang meer bij een beslissing van de Raad, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 644,- en heeft bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 103,- vergoedt.