ECLI:NL:CRVB:2009:BH0487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en verzoek om schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 januari 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 28 augustus 2006. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 17 februari 2006, waarbij zijn WAO-uitkering ongewijzigd werd voortgezet. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard. Echter, het Uwv heeft bij brief van 11 juni 2008 een nieuwe beslissing genomen, waarbij het volledig tegemoetkwam aan het beroep van appellant. De Raad heeft geoordeeld dat, hoewel het bestreden besluit was ingetrokken, appellant belang behield bij een oordeel over zijn verzoek om schadevergoeding.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bereid was om een bedrag van € 856,85 aan proceskosten te vergoeden, maar appellant eiste een hoger bedrag. De Raad heeft geoordeeld dat de vergoeding van proceskosten dient te geschieden op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, en dat dit besluit niet leidt tot een hogere vergoeding dan het door het Uwv aangeboden bedrag. De Raad heeft het Uwv dan ook veroordeeld tot betaling van € 856,85 aan proceskosten aan appellant.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, het beroep van appellant tegen het besluit van 17 februari 2006 is gegrond verklaard, en het Uwv is veroordeeld tot vergoeding van de schade zoals in de overwegingen is aangegeven. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier R.L. Rijnen en is openbaar uitgesproken.