ECLI:NL:CRVB:2009:BH0409

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1236 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2009 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 24 december 2004. Verzoeker, die in Marokko woont, had een verzoek om herziening ingediend naar aanleiding van een eerdere afwijzing van zijn aanvraag voor een WAO-uitkering. In zijn verzoek stelde hij dat zijn gezondheidssituatie was verslechterd en dat er nieuwe medische feiten waren die zijn aanvraag konden onderbouwen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de door verzoeker overgelegde stukken niet als nieuw feit of nieuwe omstandigheid konden worden aangemerkt, zoals vereist volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er daadwerkelijk nieuwe feiten zijn die niet eerder bekend waren. Aangezien de overgelegde medische verklaringen deels dateren van vóór de eerdere uitspraak en de overige gegevens niet als nieuw feit konden worden beschouwd, werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/1236 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Naam verzoeker], wonende te [woonplaats], Guercif, Marokko, (hierna: verzoeker), van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 december 2004, nrs. 01/4197 en 01/4503
in de gedingen in hoger beroep tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 29 november 2006 een verzoek om herziening tot de Raad gericht, met als bijlage een afschrift van de uitspraak van de Raad van 17 november 2006, nr. 05/3545 WAO.
Bij schrijven van 18 januari 2007 heeft de Raad verzoeker gevraagd een nadere toelichting op zijn verzoek te geven. Bij brief (met bijlagen) van 6 februari 2007 heeft verzoeker hierop geantwoord.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2008. Verzoeker is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij zijn uitspraak van 24 december 2004, nrs. 01/4197 WAO en 01/4503 WAO, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2001, nrs. 99/1639 en 00/798, bevestigd voor zover daarbij verzoekers beroep tegen het besluit van 14 oktober 1999 ongegrond is verklaard, heeft hij die uitspraak voor het overige vernietigd en heeft hij het beroep van verzoeker tegen het besluit van 17 april 2000 ongegrond verklaard.
1.2. Bij zijn uitspraak van 17 november 2006, nr. 05/3545 WAO, heeft de Raad het verzoek van verzoeker om de uitspraak van 24 december 2004 te herzien, afgewezen.
2. Op 29 november 2006 heeft verzoeker de Raad opnieuw verzocht zijn oordeel te herzien. Desgevraagd heeft hij in zijn in rubriek I vermelde brief van 6 februari 2007 meegedeeld, dat het zijn intentie is een heronderzoek te laten plaatsvinden van de uitspraak van 24 december 2004. Met het oog daarop heeft hij enkele medische stukken bijgevoegd.
3.1. De Raad gaat er daarom van uit dat het verzoek om herziening betrekking heeft op de meergenoemde uitspraak van 24 december 2004.
3.2. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.3. In het verzoekschrift heeft verzoeker aangevoerd dat hij arbeidsongeschikt is en behandeld wordt; zijn gezondheidssituatie zou zijn verslechterd. In de brief van 6 februari 2007 heeft hij daaraan toegevoegd dat er nieuwe feiten zijn, ter onderbouwing waarvan hij medische verklaringen, betrekking hebbend op de jaren 2003 - 2006, heeft overgelegd.
3.4. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen in zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982) is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. De door verzoeker overgelegde stukken kunnen niet worden aangemerkt als nieuw feit of nieuwe omstandigheid, als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.
3.5. Nog daargelaten dat deze gegevens niets nieuws toevoegen aan de reeds bekende medische gegevens, dateren de thans overgelegde verklaringen ten dele van vóór de uitspraak waarvan herziening is verzocht, zodat verzoeker daarmee toentertijd reeds bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn. Voor zover de gegevens dateren van na de uitspraak waarvan herziening is verzocht, kunnen deze niet worden aangemerkt als een nieuw feit in de zin van artikel 8:88 van de Awb.
3.6. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening dan ook te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en M.M. van der Kade en H.J. Simon als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2009.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
RB
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
Statue:
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par M. le maître T.L. de Vries en qualité de président, M. le maître M.M. van der Kade et M. le maître H.J. Simon comme membres, en présence de N.L.E.M. Bynoe en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public,
le 8 janvier 2009.