[Naam appelalnte], wonende te [woonplaats], Turkije (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2006, 05/1177 (hierna: aangevallen uitspraak),
Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 8 januari 2009
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2008. Appellante is, zoals schriftelijk aangekondigd, niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante woont in Turkije. Haar echtgenoot, [naam echtgenoot] (hierna: [naam echtgenoot]) die eveneens woonachtig was in Turkije, is op 15 mei 2002 overleden. Hij ontving vanaf 23 december 1976 een uitkering in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering. Appellante heeft na het overlijden van [naam echtgenoot] een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd. [naam echtgenoot] was tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd ingevolge de ANW.
1.2. Bij het besluit op bezwaar van 15 februari 2005 (hierna: bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 6 februari 2003 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat [naam echtgenoot] ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en voorts dat appellante geen recht heeft op een ANW-uitkering door toepassing van internationale regelingen. De Svb heeft in de procedure bij de rechtbank nog laten weten dat appellante alsnog heeft verzocht op postume toelating van [naam echtgenoot] tot de vrijwillige verzekering, welk verzoek is afgewezen. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. Hiertoe heeft zij, zoals zij ook in bezwaar en beroep had gedaan, met name aangevoerd dat [naam echtgenoot] aan schizofrenie leed en niet toerekeningsvatbaar was. Zij is van mening dat brieven met betrekking tot de vrijwillige verzekering ten onrechte niet ook naar haar zijn gestuurd, nu [naam echtgenoot] niet in staat was op juiste wijze op dergelijke brieven te reageren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu [naam echtgenoot] ten tijde van zijn overlijden in Turkije woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd.
4.2. Voorts was op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van 24 december 1998, Stb. 746, zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2000, kort samengevat, ook verzekerd krachtens de volksverzekeringen degene die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van vertrek een bepaalde Nederlandse uitkering, zoals bijvoorbeeld een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO, ontving. Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2000 vervallen. Personen, zoals [naam echtgenoot], die tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd waren krachtens de volksverzekeringen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich vanaf 1 januari 2000 vrijwillig te verzekeren krachtens onder meer de ANW. Uit de gedingstukken blijkt dat, namens [naam echtgenoot], [M.] heeft laten weten dat [naam echtgenoot] geen gebruik wil maken van de vrijwillige verzekering. Hiermee staat, naar het oordeel van de Raad, vast dat [naam echtgenoot] op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de Anw. Derhalve heeft de Svb op juiste gronden geweigerd appellante in aanmerking te brengen voor een uitkering krachtens de Anw.
4.3. De vraag in hoeverre [naam echtgenoot], gezien zijn gezondheidstoestand, verantwoordelijk gehouden kan worden voor zijn gedragingen en de vraag in hoeverre[naam echtgenoot] gemachtigd was namens [naam echtgenoot] bepaalde handelingen te verrichten kon aan de orde komen in het geding omtrent de weigering tot postume toelating tot de vrijwillige verzekering. Nu appellante tegen dat besluit geen rechtsmiddel heeft aangewend, staat rechtens vast dat [naam echtgenoot] niet tot de vrijwillige verzekering is toegelaten.
4.4. Tussen partijen is niet in geding dat appellante ook aan het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije geen recht op nabestaandenuitkering ingevolge de ANW kan ontlenen.
4.5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding een partij te veroordelen in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar 8 januari 2009.
(get.) M.M. van der Kade.