ECLI:NL:CRVB:2009:BH0285

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-342 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake AOW en sociale verzekeringspremies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 13 december 2007. Verzoekster, woonachtig in Spanje, had verzocht om herziening van de uitspraak die betrekking had op haar AOW-uitkering en de door haar betaalde ziekenfondspremies. De Raad heeft vastgesteld dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening enkel kan worden ingeroepen op basis van nieuwe feiten of omstandigheden, zoals vastgelegd in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet. De Raad heeft geoordeeld dat verzoekster geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid heeft aangedragen die aanleiding zou geven tot herziening van de eerdere uitspraak.

Het procesverloop begon met een verzoek om herziening dat op 23 december 2007 door W. Leufkens namens verzoekster werd ingediend. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft hierop gereageerd. Tijdens de zitting op 13 november 2008 is verzoekster niet verschenen, terwijl de Svb vertegenwoordigd was door mr. drs. A. Slovacek. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het verzoek om herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de uitspraak, maar enkel voor het inbrengen van nieuwe feiten of omstandigheden.

De Raad heeft ook het verzoek om een prejudiciële vraag te stellen afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat het gemeenschapsrecht de nationale rechter niet verplicht om artikel 8:88 van de Awb buiten toepassing te laten. De uitspraak van de Raad is gedaan in aanwezigheid van de griffier N.L.E.M. Bynoe en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

08/342 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
Met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[Naam verzoekster], wonende te Spanje (hierna: verzoekster),
Om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 december 2007, 04/4961 en 04/4962,
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 8 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 13 december 2007 heeft de Raad bevestigd de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 september 2004, nr. 03/1052 en 04/306.
Namens verzoekster heeft W. Leufkens, te Heerlen, bij brief van 23 december 2007 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 december 2007.
Door de Svb is op dit verzoek om herziening een reactie ingezonden, waarop vervolgens namens verzoekster is gereageerd.
Na ontvangst van de kennisgeving voor een zitting van de Raad op 29 mei 2008 is namens verzoekster een verzoek om wraking van een drietal rechters van de Raad ingediend. Bij beslissing van 17 juli 2008 is dit verzoek afgewezen.
Vervolgens is namens verzoekster in enkele brieven het verzoek om herziening verder toegelicht.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad op 13 november 2008. Verzoekster is daar, met kennisgeving, niet verschenen en de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A. Slovacek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben
kunnen leiden.
1.2. Verzoekster heeft aan haar verzoek om herziening in essentie ten grondslag gelegd dat de Raad in zijn uitspraak van
13 december 2007 een onjuiste uitleg heeft gegeven aan het communautaire recht ten aanzien van de door verzoekster betaalde ziekenfondspremies en aan het arrest van het HvJ EG van 21 september 2000 (C-124/99, Borawitz) ten aanzien van de door haar betaalde overmakingskosten.
2.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat namens verzoekster enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepalingen van de Awb, naar voren is gebracht.
2.2. Het verzoek tot het stellen van een prejudiciële vraag wijst de Raad ten slotte af.
Het gemeenschapsrecht gebiedt de nationale rechter niet om artikel 8:88 van de Awb buiten toepassing te laten. De Raad wijst in dat verband op de uitspraak van het HvJ EG van 16 maart 2006 (C-234/04, Rosmarie Kapferer).
3. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en M.M. van der Kade en H.J. Simon als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2009.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
RB