ECLI:NL:CRVB:2009:BH0282

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-2848 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake AOW door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2009 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 31 december 2007. Het verzoek om herziening werd ingediend door de erven of rechtverkrijgenden van de verzoeker, die in Spanje woont. De eerdere uitspraak betrof een geschil met de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over een besluit van 26 oktober 2004. De Raad had in 2007 de uitspraak van de rechtbank Amsterdam vernietigd en het beroep tegen het besluit van de Svb gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. Tevens was het verzoek om vergoeding van proceskosten afgewezen, omdat de bijstand van de gemachtigde niet als beroepsmatige rechtsbijstand kon worden aangemerkt.

De gemachtigde van de verzoeker, W. Leufkens, heeft op 14 april 2008 een verzoek om herziening ingediend, dat later werd toegelicht. De Svb heeft gereageerd op dit verzoek, waarna de zaak op 13 november 2008 ter zitting is behandeld. De verzoeker is niet verschenen, terwijl de Svb vertegenwoordigd was door mr. drs. A. Slovacek.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het verzoek om herziening was gebaseerd op de stelling dat de Raad in de eerdere uitspraak een onjuiste beslissing had genomen met betrekking tot de proceskosten. De Raad concludeerde echter dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat er geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid was aangedragen die een herziening rechtvaardigde. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met T.L. de Vries als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier N.L.E.M. Bynoe.

Uitspraak

08/2848 AOW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
Met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
de erven of rechtverkrijgenden van [naam verzoeker], wonende te Spanje (hierna: verzoeker),
Om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 december 2007, 07/564,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 8 januari 2009
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 31 december 2007 heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 januari 2007, nr. 04/6704, vernietigd, het beroep tegen het besluit van de Svb van 26 oktober 2004 gegrond verklaard en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. Het verzoek om vergoeding van proceskosten is bij deze uitspraak afgewezen, omdat de bijstand van de gemachtigde niet aangemerkt kan worden als door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Namens verzoeker heeft W. Leufkens, te Heerlen, bij brief van 14 april 2008 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 31 december 2007. Vervolgens heeft de gemachtigde bij brief van 26 juli 2008 het verzoek nader toegelicht.
Door de Svb is op dit verzoek om herziening een reactie ingezonden, waarop vervolgens namens verzoeker is gereageerd.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad op 13 november 2008. Verzoeker is daar, met kennisgeving, niet verschenen en de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A. Slovacek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en
redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben
kunnen leiden.
1.2. Verzoeker heeft aan het verzoek om herziening in essentie ten grondslag gelegd dat de Raad in zijn uitspraak van 31 december 2007 een onjuiste beslissing heeft genomen ten aanzien van zijn verzoek om vergoeding van proceskosten.
2. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken uitspraak te openen.
Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu gesteld noch gebleken is dat namens verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in genoemde bepalingen van de Awb, naar voren is gebracht.
3. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries als voorzitter en M.M. van der Kade en H.J. Simon als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2009
(get.) T.L. de Vries.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
RB