ECLI:NL:CRVB:2009:BH0052
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na beëindiging van de WW-uitkering
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het recht op ziekengeld van appellante, die zich ziek meldde tijdens een werkloosheidsuitkering. Appellante, die eerder als inpakster werkte, was op 11 oktober 1999 uitgevallen voor haar werk en ontving vanaf 3 oktober 2000 geen uitkering meer op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Op 4 september 2003 meldde zij zich ziek vanwege buik- en psychische klachten. Een verzekeringsarts concludeerde op 15 december 2003 dat appellante per 5 januari 2004 arbeidsgeschikt was, wat leidde tot een besluit van het Uwv dat zij geen recht meer had op ziekengeld.
Appellante ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Zutphen bevestigde deze beslissing, waarbij zij de conclusies van een psychiater in haar overwegingen betrok. De psychiater concludeerde dat appellante op de datum in geding, 5 januari 2004, geen beperkingen had die haar verhinderden om te werken. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij zij de deskundigheid van de psychiater en de tijd die hij had genomen voor zijn onderzoek waardeerde. De Raad oordeelde dat appellante haar standpunt over haar gezondheidstoestand niet met medische gegevens had onderbouwd, en dat de deskundige voldoende informatie had om tot zijn conclusie te komen.
De Raad concludeert dat er geen reden is om de aangevallen uitspraak te herzien en dat er geen termen zijn voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 januari 2009.