ECLI:NL:CRVB:2009:BG9698
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van geschiktheid voor gangbare arbeid
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die door buikklachten zijn werk als darmbewerker niet langer kan verrichten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 18 juli 2006 een besluit genomen om de WAO-uitkering van appellant per 3 februari 2006 in te trekken, omdat hij met gangbare arbeid ten minste 85% van zijn geïndexeerde loon als darmbewerker kan verdienen. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. M. Timmermans, advocaat te Tilburg. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en de zitting vond plaats op 28 november 2008, waarbij appellant niet aanwezig was, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. B.H.C. de Bruijn.
De rechtbank Breda heeft in haar uitspraak van 23 april 2007 de medische grondslag van het besluit van het Uwv als juist aanvaard, maar het beroep gegrond verklaard omdat er pas in beroep een voldoende arbeidskundige motivering is gegeven. De rechtbank heeft het besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de feiten vastgesteld zoals door de rechtbank zijn vastgesteld en heeft de beroepsgrond van appellant, dat zijn medische beperkingen door het Uwv zijn onderschat, niet gegrond verklaard. De Raad is van oordeel dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de voorgehouden functies voor appellant geschikt zijn.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze is aangevochten, en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam en is openbaar uitgesproken op 9 januari 2009, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier.