ECLI:NL:CRVB:2009:BG9477
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 9 januari 2009, gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante. Appellante, vertegenwoordigd door I.T. Martens van de Stichting Schaderegelingskantoor voor Rechtsbijstandverzekering, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die haar beroep ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat het Uwv, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, terecht had besloten om de WAO-uitkering van appellante in te trekken, omdat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen tot minder dan 15%.
Appellante betoogde in hoger beroep dat haar psychische beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) ernstig waren onderschat. Ter ondersteuning van haar standpunt verwees zij naar rapportages van haar behandelend psychiater Y. Güzelcan en haar huisarts J.J.C.M. van Gool. De Raad voor de Rechtspraak overwoog dat de rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen doorslaggevende betekenis hadden en dat het onderzoek door deze artsen zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat appellante geen gegevens had overgelegd die zouden kunnen aantonen dat er verdergaande beperkingen in de FML opgenomen hadden moeten worden.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geschiktheid van appellante voor de geselecteerde functies in voldoende mate was komen vast te staan. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven.