ECLI:NL:CRVB:2009:BG9465
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die eerder was toegekend vanwege arbeidsongeschiktheid door fysieke en psychische klachten. Appellante, die als vleeswarenverkoopster werkte, was in september 1998 uitgevallen met klachten aan haar rechterarm, rug en rechterbeen, en had later ook psychische klachten ontwikkeld. Na een herbeoordeling in 2005 concludeerde de verzekeringsarts van het Uwv dat appellante geen duurzaam benutbare mogelijkheden had, maar dit oordeel werd later herzien, wat leidde tot de intrekking van haar uitkering per 3 augustus 2005.
Appellante ging in bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde de belastbaarheid van appellante zoals vastgesteld door het Uwv, maar vernietigde het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek. In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte had ingestemd met de belastbaarheid en dat er nieuwe medische gegevens waren die haar beperkingen onderbouwden. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen tegenspraken.
De Raad concludeerde dat de medische beperkingen van appellante niet waren onderschat en dat de functies die haar waren voorgehouden medisch geschikt waren. De aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien om een proceskostenvergoeding toe te kennen. De uitspraak werd gedaan door R.C. Stam, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier, op 9 januari 2009.