ECLI:NL:CRVB:2008:BH0876
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning kinderbijslag en onbekendheid met regelgeving
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 30 oktober 2007, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant, die met zijn gezin in Nederland verblijft, had op 20 september 2006 een aanvraag om kinderbijslag ingediend op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag aanvankelijk goedgekeurd met ingang van het vierde kwartaal van 2006, maar na bezwaar stelde de Svb dat appellant vanaf maart 2005 als ingezetene kon worden beschouwd en dat er geen sprake was van een bijzonder geval om eerder kinderbijslag toe te kennen. De rechtbank oordeelde dat appellant en zijn echtgenote te laat een aanvraag om kinderbijslag hadden ingediend, omdat zij niet op de hoogte waren van hun mogelijke aanspraken, maar dat dit niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van een bijzonder geval.
In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat onbekendheid met de geldende regelgeving in beginsel niet kan leiden tot de conclusie dat er sprake is van een bijzonder geval, zoals bedoeld in artikel 14, derde lid, van de AKW. De Raad benadrukte dat appellant zich op de hoogte had moeten stellen van zijn rechten en dat hij eerder een aanvraag had kunnen indienen om zijn aanspraken veilig te stellen. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werden geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling volgde.