ECLI:NL:CRVB:2008:BH0864

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-1164 AOW + 08-4039 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaandenuitkering op basis van ANW en internationale regelgeving

In deze zaak heeft appellante, een vrouw uit Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen de weigering van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) niet-ontvankelijk werd verklaard. De weigering was gebaseerd op het feit dat haar echtgenoot op de datum van zijn overlijden, 16 oktober 2005, niet verzekerd was voor de ANW. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder een besluit genomen waarin de aanvraag voor de uitkering werd afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante niet in Nederland woonde en geen recht had op een nabestaandenuitkering volgens de Marokkaanse wettelijke regelingen.

Tijdens de zitting van de rechtbank werd duidelijk dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de verzekeringsstatus van de echtgenoot van appellante in Marokko. De Svb trok daarom het eerdere besluit in en kondigde aan nader onderzoek te zullen verrichten. De rechtbank verklaarde echter het beroep van appellante niet-ontvankelijk, omdat zij geen belang meer had bij haar beroep na de intrekking van het besluit.

In hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellantes echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet in Nederland woonde of werkte en derhalve niet verplicht verzekerd was voor de ANW. Ook was er geen sprake van een vrijwillige verzekering, aangezien deze eind 2002 was beëindigd. Bovendien bleek dat appellantes echtgenoot niet verzekerd was onder de Marokkaanse wettelijke regelingen, waardoor appellante ook geen aanspraak kon maken op een uitkering op basis van het Nederlands-Marokkaanse verdrag inzake sociale zekerheid. De Raad verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond.

Uitspraak

08/1164 AOW
08/4039 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2008, 06/3348 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 31 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft de Raad een nieuw besluit op bezwaar van 8 juli 2008 doen toekomen.
Appellante heeft op dit nieuwe besluit gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2008. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft bij de Svb een aanvraag voor een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) ingediend in verband met het overlijden van haar echtgenoot op 16 oktober 2005. Bij besluit van 7 april 2006 is haar deze uitkering geweigerd onder overweging dat haar echtgenoot op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en dat appellante evenmin een recht ontleent aan een internationaalrechtelijke bepaling.
1.2. Bij besluit van 2 juni 2006 (hierna: besluit 1) heeft de Svb appellantes bezwaar tegen het besluit van 7 april 2006 ongegrond verklaard. Appellante heeft tegen besluit 1 beroep ingesteld.
2.1. Ter zitting van de rechtbank heeft de gemachtigde van de Svb desgevraagd medegedeeld dat onvoldoende is onderzocht of de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden verzekerd was ingevolge de Marokkaanse wettelijke regelingen, in welk geval appellante een aanspraak op nabestaandenuitkering zou kunnen ontlenen aan artikel 22, eerste lid van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NMV). De gemachtigde van de Svb heeft besluit 1 ingetrokken en aangegeven dat nader onderzoek zal worden verricht.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank appellantes beroep niet-ontvankelijk verklaard onder overweging dat appellante geen belang meer had bij haar beroep, met een bepaling omtrent de vergoeding van het griffierecht.
3.1. Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Hangende dit hoger beroep heeft de Svb het in rubriek I genoemde besluit van 8 juli 2008 (hierna: besluit 2) afgegeven. Bij dit besluit is appellantes bezwaar tegen het besluit van 7 april 2006 wederom ongegrond verklaard. Nu met besluit 2 niet aan appellantes beroep is tegemoet gekomen, zal de Raad dit besluit bij zijn beoordeling betrekken.
3.2. Ten aanzien van de aangevallen uitspraak overweegt de Raad dat de rechtbank appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar beroep, nu besluit 1 was ingetrokken en appellante derhalve geen belang meer had bij haar beroep. De aangevallen uitspraak komt dan ook voor bevestiging in aanmerking.
3.3. Met betrekking tot besluit 2 overweegt de Raad in de eerste plaats geen aanleiding te zien de behandeling van appellantes beroep tegen dit besluit te verwijzen naar de rechtbank, nu naar de zaak naar zijn oordeel geen nadere behandeling behoeft.
3.4. De Raad stelt vast dat appellantes echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet in Nederland woonde of werkte en derhalve niet verplicht verzekerd was voor de ANW. Voorts heeft hij zijn vrijwillige verzekering voor deze wet eind 2002 beëindigd, zodat ten tijde van zijn overlijden evenmin sprake was van een vrijwillige verzekering. Nu ten slotte is komen vast te staan dat appellantes echtgenoot niet verzekerd was ingevolge de Marokkaanse wettelijke regelingen, kan appellante ook aan het NMV geen aanspraak op een nabestaandenuitkering ingevolge de ANW ontlenen.
3.5. Gezien het vorenstaande dient appellantes beroep tegen besluit 2 ongegrond te worden verklaard.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen besluit 2 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
RB