[appellant], wonende te Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2007, 06/3523 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de Svb).
Datum uitspraak: 18 december 2008
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2008. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.E.J.van de Nes.
1.1. Appellant, geboren in 1938, heeft van 1968 tot en met februari 1974 in Nederland gewerkt. In 1974 is hij teruggekeerd naar Marokko. Op de dag van vertrek had hij geen recht op een uitkering. Voor zijn vertrek heeft hij zich niet voor de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW aangemeld.
1.2. Aan appellant is met ingang van 1 juli 2003 een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend, gebaseerd op het aantal jaar dat hij in Nederland woonachtig is geweest.
1.3. Bij brief van 14 juni 2005 heeft appellant de Svb verzocht aan hem kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toe te kennen.
1.4. Bij besluit van 20 september 2005 heeft de Svb geweigerd aan appellant kinderbijslag toe te kennen op de grond dat hij niet is verzekerd ingevolge de AKW. Bij besluit van 9 december 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 20 september 2005 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit in de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard.
3.1. De Raad overweegt het volgende.
3.2. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de AKW is verzekerd ingevolge deze wet degene die (a) ingezetene is en (b) geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Op grond van artikel 6, derde lid, van de AKW kan, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden geven aan de kring der verzekerden.
3.3. Ingevolge het per 1 januari 2000 vervallen artikel 26, eerste lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746) was tot 1 januari 2000 verzekerd voor de AKW de persoon die buiten Nederland was gaan wonen en op de dag van zijn vertrek recht had op één van de in dit artikellid genoemde uitkeringen.
3.4. Appellant is niet als verzekerde aan te merken op grond van artikel 6, eerste lid van de AKW. Appellant was evenmin verzekerd op grond van het per 1 januari 2000 vervallen artikel 26, eerste lid, van KB 746 omdat uit de gedingstukken blijkt dat hij op de dag van zijn vertrek naar Marokko geen recht had op één van de in het eerste lid van artikel 26 van KB 746 bedoelde uitkeringen. Hieruit volgt tevens dat de - in verband met het vervallen van artikel 26 van KB 746 - in artikel 27 van KB 746 voor de AKW gegeven overgangsregeling niet van toepassing is.
4. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak, waarbij het bestreden besluit terecht in stand is gelaten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 december 2008.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.