ECLI:NL:CRVB:2008:BG8822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- B.M. van Dun
- G.W.B. van Westen
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AOW-pensioen en ingezetenschap van appellanten in Nederland
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2008, gaat het om de toekenning van AOW-pensioenen aan appellanten die in Spanje wonen. De appellanten, die eerder in Nederland woonden, hebben hoger beroep ingesteld tegen de besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die hen een gedeeltelijk AOW-pensioen toekenden. De kern van het geschil is of de appellanten in de periode van 1 januari 2000 tot en met 21 juni 2002 als ingezetenen van Nederland kunnen worden beschouwd, wat bepalend is voor hun recht op een volledig AOW-pensioen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten op 31 december 1999 Nederland hebben verlaten en zich per 1 januari 2000 hebben uitgeschreven uit de Gemeentelijke Basisadministratie. De Raad heeft de feiten en omstandigheden beoordeeld, waaronder de verhuur van hun woning in Nederland en hun verblijf in Spanje. De Raad concludeert dat de appellanten de intentie hadden om zich definitief in Spanje te vestigen, wat betekent dat hun ingezetenschap in Nederland eindigde op het moment van vertrek.
De Raad heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat appellanten in de genoemde periode het middelpunt van hun maatschappelijk leven in Nederland hebben gehad. De aangevallen uitspraken van de rechtbank Amsterdam, die de besluiten van de Svb bevestigden, zijn door de Raad bekrachtigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.