ECLI:NL:CRVB:2008:BG8794

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3854 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekering voor de Algemene Kinderbijslagwet na emigratie en gevolgen voor kinderbijslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die in Marokko woont en een WAO-uitkering ontvangt. Appellant had voor zijn kinderen Jaouad en Fatima, geboren in 1987, kinderbijslag ontvangen op basis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Echter, na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar door zijn oudste kinderen in het tweede kwartaal van 2005, heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) appellant geïnformeerd dat hij geen recht meer had op kinderbijslag voor zijn jongste kinderen, Ayoub en Layla, die na 1 januari 2000 zijn geboren. De Svb stelde dat appellant met ingang van het derde kwartaal van 2005 niet meer verzekerd was voor de AKW, omdat zijn oudste kinderen de vereiste leeftijd hadden bereikt.

Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en zijn zaak werd door de rechtbank Amsterdam ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn WAO-uitkering meer dan 35% van het Nederlandse minimumloon bedraagt, en dat hij daarom recht heeft op kinderbijslag voor zijn jongste kinderen. De Raad overwoog dat, hoewel appellant verzekerd was voor de AKW op het moment van zijn vertrek naar Marokko, het vervallen van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen (KB 746) op 1 januari 2000 leidde tot het verlies van zijn recht op kinderbijslag voor zijn jongste kinderen, omdat zijn oudste kinderen de leeftijd van 18 jaar hadden bereikt.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit van de Svb, waarbij werd vastgesteld dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van griffier R.B.E. van Nimwegen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

08/3854 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2008, 06/6146 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de Svb).
Datum uitspraak: 18 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2008. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.E.J. van de Nes.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, die in Marokko woont en een WAO-uitkering geniet naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, heeft voor zijn kinderen Jaouad en Fatima, beiden geboren [in] 1987, tot en met het kwartaal waarin zij 18 jaar werden, kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ontvangen.
1.2. [In] 2004 heeft appellant een zoon, Ayoub, gekregen en [in] 2005 is zijn dochter Layla geboren. Bij besluit van 4 oktober 2005 heeft appellant voor Ayoub met ingang van het vierde kwartaal van 2004 kinderbijslag toegekend gekregen.
1.3. Bij besluit van 23 oktober 2006 heeft de Svb appellant ervan in kennis gesteld dat hij met ingang van het derde kwartaal van 2005 geen recht meer heeft op kinderbijslag in verband met het feit dat de jongste van zijn vóór 1 januari 2000 geboren kinderen in het tweede kwartaal van 2005 de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Ten gevolge hiervan is appellant met ingang van het derde kwartaal van 2005 niet meer verzekerd voor de AKW, zodat hij voor zijn na 1 januari 2000 geboren kinderen Ayoub en Layla geen recht meer heeft op kinderbijslag.
1.4. Bij besluit van 29 november 2006 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 oktober 2006 kennelijk ongegrond verklaard.
2.1. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft appellant naar voren gebracht dat zijn WAO-uitkering meer bedraagt dan 35% van het Nederlandse wettelijke minimumloon zodat hij ook voor zijn jongste twee kinderen Ayoub en Layla in aanmerking komt voor kinderbijslag.
4.1. De Raad overweegt het volgende.
4.2. Ingevolge artikel 26, eerste lid onder a, van het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746) was tot 1 januari 2000 verzekerd voor de AKW de persoon die buiten Nederland was gaan wonen en op de dag van zijn vertrek recht had op een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), mits die uitkering tenminste gelijk is aan 35% van het in artikel 8, eerste lid, sub a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WMM) bedoelde bedrag.
4.3. Artikel 26 van KB 746 is met ingang van 1 januari 2000 vervallen. In artikel 27 van KB 746 is bepaald dat degene die tot aan 1 januari 2000 verzekerd was op grond van artikel 26 en die uitsluitend door het vervallen van dat artikel vanaf die dag geen recht meer heeft op kinderbijslag, voor het bepalen van de verzekeringspositie artikel 26 van toepassing blijft, voor zolang het jongste kind dat vóór die dag recht had op kinderbijslag, de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
4.4. Ingevolge artikel 26 van KB 746 was appellant, die op de dag van zijn vertrek naar Marokko recht had op een WAO-uitkering, verzekerd voor de AKW. Op grond van de in artikel 27 van het KB 746 vervatte overgangsregeling is appellant, ook na het vervallen van artikel 26 van KB 746 op 1 januari 2000, voor de AKW verzekerd gebleven totdat zijn vóór 1 januari 2000 geboren jongste kinderen de leeftijd van 18 jaar bereikt hadden.
4.5. Vaststaat dat de kinderen Jaouad en Fatima in het tweede kwartaal van 2005, want [in] 2005, 18 jaar zijn geworden. Dit betekende voor appellant dat het recht op kinderbijslag voor zijn ná 1 januari 2000 geboren kinderen eveneens eindigde met ingang van het derde kwartaal van 2005. Dat appellant een WAO-uitkering ontvangt die meer bedraagt dan het wettelijk minimumloon, doet hieraan niet af.
4.6. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak, waarbij bestreden besluit terecht in stand is gelaten, voor bevestiging in aanmerking komt.
5.1. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 december 2008.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring der verzekerden volksverzekeringen.
RB