ECLI:NL:CRVB:2008:BG8461
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- J. Brand
- B.W.N. de Waard
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en procesbelang in hoger beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die oorspronkelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Per 30 juli 2006 werd deze herzien naar 15 tot 25%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze herziening, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Later, op 14 mei 2007, werd het bezwaar alsnog gegrond verklaard, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 25 tot 35%.
De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 20 september 2006 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn medische situatie, waaronder zijn rug-, nek- en heupproblemen, alsook met zijn hoofdpijn. Hij verzocht de Raad om een medisch deskundige in te schakelen voor onderzoek.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe aanknopingspunten waren om tot een ander oordeel te komen dan de rechtbank had gedaan. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts de situatie van appellant correct had beoordeeld en dat er geen reden was om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.