ECLI:NL:CRVB:2008:BG8432
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- B.M. van Dun
- G.W.B. van Westen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank het beroep ongegrond heeft verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn dagloon door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had op 30 mei 2007 het dagloon vastgesteld op € 138,03, na eerder een dagloon van € 125,88 te hebben toegekend. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht was uitgegaan van de periode van 1 januari 2006 tot 1 januari 2007 als refertejaar voor de berekening van het dagloon.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het arbeidsurenverlies van appellant is ingetreden op het moment dat hij zijn werkzaamheden niet langer verrichtte. De Raad is van mening dat er geen grondslag is in het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen om de bedragen voor overuren en vakantiebijslag, die na afloop van het refertejaar aan appellant zijn uitbetaald, mee te nemen in de berekening van het dagloon. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het door het Uwv vastgestelde dagloon van € 138,03 juist is.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 4 december 2008, waarbij de Raad geen aanleiding ziet voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, C. de Blaeij. De Raad verwijst voor een uitgebreide weergave van de feiten naar de aangevallen uitspraak van de rechtbank.