ECLI:NL:CRVB:2008:BG8377

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-6575 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2008 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 21 november 2007. Het verzoek om herziening was ingediend door mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, namens de verzoeker. De Centrale Raad overweegt dat herziening slechts mogelijk is op basis van nieuw feit of nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 21 van de Beroepswet. Tijdens de zitting op 29 oktober 2008 heeft het Uwv zich niet laten vertegenwoordigen, maar heeft wel een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die aanleiding geven tot herziening. De argumenten van de gemachtigde van verzoeker, dat de eerdere uitspraak onvoldoende gemotiveerd was en dat er onvoldoende rekening is gehouden met het wettelijk kader, zijn door de Raad als onjuist beoordeeld. De Raad benadrukt dat een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak niet aan de orde kan zijn in het kader van herziening.

De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2005, waarin de aanspraken van verzoeker niet zijn erkend. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

07/6575 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 21 november 2007, 05/5809 WAO,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat te Vlaardingen, verzocht om herziening.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2008. Namens verzoeker is mr. De Jonge, voornoemd, verschenen. Het Uwv heeft zich – met voorafgaand bericht – niet doen vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de uitspraak waarvan herziening is verzocht, heeft de Raad, oordelend op het hoger beroep van verzoeker, de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 september 2005, 05/1348, bevestigd.
2. Verzoeker heeft aangegeven dat hij zich niet kan verenigen met de uitspraak van de Raad, omdat zijn aanspraken niet naar behoren zijn erkend. Hij acht herziening van de uitspraak aangewezen, omdat de uitspraak onvoldoende is gemotiveerd, onvoldoende rekening houdt met het wettelijk kader en in strijd is met de jurisprudentie van de Raad.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2. Naar vaste jurisprudentie van de Raad, zoals deze blijkt uit onder andere zijn uitspraak van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), kan in het kader van het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening slechts worden beoordeeld of op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet herziening aangewezen is. Een hernieuwde discussie over de betrokken zaak en de juistheid van de betrokken uitspraak kan in dit kader niet worden gevoerd.
3.3. Nu door de gemachtigde van verzoeker geen feit of omstandigheid in de zin van genoemd artikellid naar voren is gebracht, dient het verzoek om herziening te worden afgewezen. De stelling van de gemachtigde van verzoeker dat het door de Raad niet of onvoldoende gemotiveerd passeren van een aantal grieven in de uitspraak waarvan om herziening wordt verzocht - wat daar verder ook van zij -, als een feit of een omstandigheid in de zin van meergenoemd artikellid moet worden aangemerkt, is, naar de Raad eerder in bij voorbeeld zijn uitspraak van 26 februari 2008 (LJN BC5185) heeft overwogen, onjuist.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb juncto artikel 21 van de Beroepswet af.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter en H. Bedee en B. Barentsen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.R.A. van Raaij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 december 2008.
(get.) H. Bolt.
(get.) I.R.A. van Raaij.
JL