ECLI:NL:CRVB:2008:BG7994
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.C.F. Talman
- K. Zeilemaker
- J.Th. Wolleswinkel
- Rechtspraak.nl
Weigering van een vast dienstverband na evaluatietraject en verstoorde verhoudingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin haar beroep tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Leids Universitair Medisch Centrum ongegrond werd verklaard. Appellante was van 16 maart 2004 tot en met 15 maart 2005 tijdelijk aangesteld als secretaresse B. Haar aanstelling werd verlengd, maar er ontstond onvrede over haar functioneren, wat leidde tot een evaluatietraject dat appellante weigerde. Op 14 december 2005 werd haar meegedeeld dat haar aanstelling per 16 maart 2006 van rechtswege zou eindigen.
De rechtbank oordeelde dat de Raad van Bestuur in redelijkheid tot het besluit kon komen om appellante geen vast dienstverband aan te bieden. Appellante stelde dat haar in januari 2005 een vaste aanstelling was toegezegd, afhankelijk van een goede beoordeling in juni 2005. De Raad van Bestuur had echter geconstateerd dat, ondanks een positieve evaluatie, er opnieuw onvrede was ontstaan over haar functioneren, wat leidde tot het voorstel voor een evaluatietraject.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Raad van Bestuur in redelijkheid kon besluiten dat appellante niet voldeed aan de in redelijkheid te stellen eisen. De verstoorde verhoudingen tussen appellante en haar leidinggevenden werden als een belangrijke factor in de beslissing beschouwd. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor proceskostenvergoeding.