ECLI:NL:CRVB:2008:BG7932

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5851 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake plichtsverzuim en strafontslag van een ambtenaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2008 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 22 juni 2006. Verzoeker, een ambtenaar, had tegen deze eerdere uitspraak hoger beroep ingesteld, waarin de Raad had geoordeeld dat hij zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim en dat het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam om hem strafontslag te verlenen, rechtmatig was. Verzoeker heeft in zijn verzoek om herziening aangevoerd dat hij door het gerechtshof Leeuwarden op 13 juni 2006 was vrijgesproken van strafrechtelijke beschuldigingen, en dat dit arrest nieuwe feiten of omstandigheden zou opleveren die de Raad niet eerder had kunnen overwegen.

De Raad heeft echter geoordeeld dat het arrest van het gerechtshof geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid vormt in de zin van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat het oordeel van de strafrechter over de gedragingen van verzoeker al was gebaseerd op de processen-verbaal van de Sociale Recherche, die ook aan de Raad ter beschikking stonden. Het arrest biedt slechts een nadere waardering van deze gedragingen en kan daarom niet worden aangemerkt als nieuw.

Bovendien heeft de Raad opgemerkt dat, zelfs als het arrest als nieuw feit zou worden beschouwd, verzoeker al vóór de uitspraak van de Raad op de hoogte was van dit arrest, waardoor niet voldaan werd aan de vereisten voor herziening. De Raad heeft het verzoek om herziening dan ook afgewezen en geen termen aanwezig geacht voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

06/5851 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[verzoeker], (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 juni 2006, 05/1262, 05/1264 en 05/1594, op het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2005, 03/3593 en 03/6226 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
verzoeker
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: college)
Datum uitspraak: 18 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 22 juni 2006.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2008. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. L.J.G. Voorn, advocaat te Amsterdam. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.C.D. van der Linde, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over het in de uitspraak beslechte geschil of over de uitspraak zelf te openen.
2. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, heeft de Raad geoordeeld over het besluit van het college om verzoeker wegens plichtsverzuim strafontslag te verlenen. In de uitspraak heeft de Raad op basis van de beschikbare gegevens geoordeeld dat verzoeker zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim en dat de straf van ontslag de toetsing van de Raad kon doorstaan. Tot de beschikbare gegevens behoorde het rapport van de Sociale Recherche over verzoeker.
3. Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat het gerechtshof Leeuwarden verzoeker in hoger beroep bij arrest van 13 juni 2006 (hierna: arrest) heeft vrijgesproken van hetgeen hem strafrechtelijk ten laste is gelegd. Het gerechtshof heeft daarbij overwogen dat uit de processen-verbaal van de Sociale Recherche en uit het verhandelde ter terechtzitting niet de overtuiging is gekregen dat verzoeker met het schrijven van de bewuste brief uitkeringsfraude door een derde mogelijk heeft gemaakt of vergemakkelijkt en aldus in strafrechtelijke zin onjuist heeft gehandeld en medeplichtig is geworden aan die frauduleuze handelingen. Verzoeker heeft op die grond aan de Raad verzocht de uitspraak van 22 juni 2006 te herzien, omdat uit het arrest zou blijken dat hij geen weet had van de frauduleuze praktijken van leden van de familie D. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft verzoeker een aantal processen-verbaal van de Sociale Recherche overgelegd, waaronder tapverslagen van telefoongesprekken, die aan het arrest ten grondslag zijn gelegd.
4. De Raad ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of sprake is van door verzoeker aangevoerde nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. De Raad overweegt als volgt.
5. De Raad overweegt dat het arrest geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid vormt als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. Het door de strafrechter gegeven oordeel over de gedragingen van verzoeker berust immers op de processen-verbaal van de Sociale Recherche, die destijds ook ter beschikking stonden van de Raad. Het behelst daarom slechts een nadere waardering door het gerechtshof van de daarin vermelde gedragingen van verzoeker, in het licht van de aan verzoeker strafrechtelijk ten laste gelegde feiten.
6. Maar ook als het arrest van het gerechtshof wel zou worden beschouwd als een nieuw feit kan de Raad slechts vaststellen dat dit arrest al vóór de uitspraak van de Raad bekend was bij verzoeker, zodat niet voldaan is aan het in artikel 8:88, eerste lid, onder b, van de Awb genoemde vereiste.
7. Op grond van het vorenstaande komt de Raad tot het oordeel dat niet voldaan is aan de in artikel 8:88 van de Awb gegeven maatstaven voor herziening van een onherroepelijke uitspraak. Het verzoek om herziening wordt dan ook afgewezen.
8. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en M.C. Bruning en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. van Berlo als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 december 2008.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) M. van Berlo.
HD