ECLI:NL:CRVB:2008:BG7894
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling door bezwaarverzekeringsarts
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 24 april 2007 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 29 december 2005 besloten om de WAO-uitkering van appellante per 24 juli 2005 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Appellante, die zich beroept op pijnklachten en psychisch lijden, heeft in hoger beroep herhaald dat zij niet belastbaar is. Ze heeft daarbij verwezen naar haar behandelend artsen, waaronder een huisarts, fysiotherapeut, neuroloog en psychiater, en heeft aanvullende informatie ingediend ter ondersteuning van haar standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 december 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de rechtbank de gronden van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de bezwaarverzekeringsarts bij het vaststellen van de beperkingen van appellante een volledig beeld van haar gezondheidssituatie heeft gehad. De eigen opvatting van appellante over haar gezondheidstoestand is onvoldoende om te twijfelen aan de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad komt tot de conclusie dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, geschikt zijn voor appellante.
Het hoger beroep van appellante wordt derhalve afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 december 2008.