ECLI:NL:CRVB:2008:BG7894

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3141 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling door bezwaarverzekeringsarts

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 24 april 2007 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 29 december 2005 besloten om de WAO-uitkering van appellante per 24 juli 2005 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Appellante, die zich beroept op pijnklachten en psychisch lijden, heeft in hoger beroep herhaald dat zij niet belastbaar is. Ze heeft daarbij verwezen naar haar behandelend artsen, waaronder een huisarts, fysiotherapeut, neuroloog en psychiater, en heeft aanvullende informatie ingediend ter ondersteuning van haar standpunt.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 december 2008 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de rechtbank de gronden van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de bezwaarverzekeringsarts bij het vaststellen van de beperkingen van appellante een volledig beeld van haar gezondheidssituatie heeft gehad. De eigen opvatting van appellante over haar gezondheidstoestand is onvoldoende om te twijfelen aan de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad komt tot de conclusie dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, geschikt zijn voor appellante.

Het hoger beroep van appellante wordt derhalve afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 december 2008.

Uitspraak

07/3141 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 april 2007, 06/722 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 12 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.L. Wittensleger, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2008. Appellante is verschenen bijgestaan door mr. Wittensleger. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. R.A. Sowka.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank heeft op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen het beroep van appellante gericht tegen het besluit van 29 december 2005 - waarbij het Uwv, beslissend op bezwaar, de WAO-uitkering van appellante per 24 juli 2005 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55% - ongegrond verklaard.
2. Appellante heeft in hoger beroep, kort samengevat, herhaald dat zij als gevolg van pijnklachten en psychisch lijden niet belastbaar is. Zij heeft er - evenals in beroep - op gewezen dat zij onder behandeling is van haar huisarts, een fysiotherapeut, een neuroloog en een psychiater. Ter ondersteuning van haar beroepsgrond heeft zij nadere informatie ingezonden afkomstig van haar huisarts, de behandelend neuroloog en psychiater D. Balraadjsing.
3.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de in beroep ingediende en in hoger beroep herhaalde gronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts bij het vaststellen van de voor appellante geldende beperkingen als uitgangspunt heeft genomen hetgeen door de in overweging 2 genoemde medici en para-medicus omtrent de gezondheidstoestand van appellante naar voren is gebracht. Ook de Raad is niet gebleken dat de bezwaarverzekeringsarts bij het vaststellen van de voor appellante geldende beperkingen niet over een volledig beeld van de gezondheidssituatie van appellante beschikte. Evenmin is de Raad, op basis van hetgeen appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht, gebleken dat de bezwaarverzekeringsarts de beperkingen van appellante heeft onderschat. De Raad ziet, mede gelet op de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 22 oktober 2008 geen aanleiding tot twijfel aan de medische beoordeling.
3.2. De eigen opvatting van appellante omtrent haar gezondheidstoestand en de beperkingen die hieruit voortvloeien is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde en door het Uwv overgenomen beperkingen van medische aard.
3.3. Met de rechtbank is de Raad voorts van oordeel dat uitgaande van de voor appellante vastgestelde beperkingen de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante geschikt zijn.
3.4. Het hoger beroep van appellante treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 12 december 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
JL