ECLI:NL:CRVB:2008:BG7891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- T.J. van der Torn
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellante met beperkte Duitse taalvaardigheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de herziening van haar WAO-uitkering aan de orde is. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 december 2008 uitspraak gedaan. Appellante, vertegenwoordigd door mr. P.J. van ’t Hoff, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, dat haar WAO-uitkering per 19 juli 2006 is herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de functies van portier, die aan de herziening ten grondslag lagen, voor appellante geschikt waren, ondanks haar beperkte beheersing van de Duitse taal.
De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat zij niet over de noodzakelijke taalvaardigheden beschikte, zorgvuldig overwogen. De Raad concludeert dat de rechtbank deze bezwaren afdoende heeft besproken en gemotiveerd. De functies van portier stellen slechts minimale eisen aan de beheersing van de Duitse taal, en appellante heeft op MAVO-niveau één jaar onderwijs in de Duitse taal gevolgd, waardoor zij aan deze eisen kan voldoen. De Raad bevestigt daarmee het oordeel van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante geen doel treft.
De uitspraak van de rechtbank Breda wordt bevestigd, en de Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.