ECLI:NL:CRVB:2008:BG7133

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4858 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vervoerspas voor collectief vervoer en medische geschiktheid

In deze zaak gaat het om de toekenning van een vervoerspas aan appellant, die in de regio Maarssen gebruik kan maken van de Regiotaxi tegen een kortingstarief. Appellant, die lijdt aan verschillende medische aandoeningen, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maarssen, dat hem deze vervoerspas heeft verstrekt. Hij stelt dat hij medisch gezien niet in staat is om gebruik te maken van het collectief vervoer. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld in hoger beroep, waarbij het College een verweerschrift heeft ingediend.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant lijdt aan fibromyalgie, pijnklachten, colitis ulcerosa en andere aandoeningen. Van 1994 tot 2005 ontving hij een financiële tegemoetkoming voor individueel vervoer. Na de invoering van een nieuwe verordening in 2005, die collectief vervoer bevorderde, heeft het College appellant een vervoerspas verstrekt. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het College heeft dit ongegrond verklaard op basis van een advies van Argonaut, waarin werd geconcludeerd dat appellant in staat was om gebruik te maken van het collectief vervoer.

De Raad heeft de medische adviezen van Argonaut als voldoende zorgvuldig en deugdelijk beoordeeld. Ondanks de medische verklaringen van verschillende specialisten, die de beperkingen van appellant bevestigen, heeft de Raad geoordeeld dat er geen objectieve medische redenen zijn die aantonen dat appellant niet in staat is om gebruik te maken van het collectief vervoer. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant geen doel treft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/4858 WVG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 3 juli 2007, 06/512 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maarssen (hierna: College)
Datum uitspraak: 3 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2008. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.J. Verhagen, advocaat te Utrecht. Het College is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat, gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant lijdt aan fibromyalgie, pseudoradiculaire pijnklachten in het rechterbeen, wellicht degeneratieve afwijkingen van de lumbale wervelkolom, colitis ulcerosa, degeneratieve afwijkingen van de cervicale wervelkolom, cuff tendinitis van de linkerschouder en wisselende depressie. Tevens heeft hij in 1992 een HNP-operatie ondergaan.
1.2. Van 1994 tot 1 april 2005 is aan appellant op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (hierna: Wvg) een vervoersvoorziening toegekend in de vorm van een financiële tegemoetkoming van laatstelijk € 738,65 per jaar voor individueel vervoer.
1.3. Op 11 februari 2005 is in de gemeente Maarssen de - gewijzigde - Verordening voorzieningen gehandicapten 2004 (hierna: Vvg) in werking getreden, waarin een primaat genietend systeem van collectief vervoer is ingevoerd.
2.1. Bij besluit van 23 maart 2005 heeft het College aan appellant met ingang van 1 april 2005 een vervoerspas verstrekt waarmee appellant in de regio Maarssen tegen een kortingstarief per kalenderjaar 800 strippen (1500 kilometer) met de Regiotaxi - een vorm van collectief vervoer - kan reizen.
2.2. Appellant heeft tegen het besluit van 23 maart 2005 bezwaar gemaakt. Hij acht zich op medische gronden niet in staat om gebruik te maken van het collectief vervoer.
2.3. Argonaut B.V. (hierna: Argonaut) heeft aan het College bij rapport van 27 november 2005 advies uitgebracht over het bezwaar van appellant. Op grond van een huisbezoek aan appellant en dossierstudie heeft de arts L. ten Hove geconcludeerd dat er geen medische redenen zijn gebleken op grond waarvan appellant niet met collectief aanvullend vervoer kan reizen. De pogingen van Ten Hove om informatie te verkrijgen van door appellant genoemde behandelaars zijn op niets uitgelopen, waarna deze pogingen zijn gestaakt.
2.4. Het College heeft het bezwaar tegen het besluit van 23 maart 2005 bij besluit van 19 december 2005 ongegrond verklaard. Het College stelt zich op het standpunt dat uit het advies van Argonaut blijkt dat appellant gebruik kan maken van het collectief aanvullend vervoer. Voorts is geen sprake van feiten of omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven om toepassing te geven aan de hardheidsclausule van artikel 8.1.1. van de Vvg.
3.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
19 december 2005 ongegrond verklaard.
3.2. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Ter ondersteuning van het standpunt dat appellant geen gebruik kan maken van het collectief vervoer zijn verklaringen van maag-darm-leverarts M.C.J.M. Becx van 14 december 2005, reumatoloog dr. E.J. ter Borg van 20 december 2005 en 2 oktober 2006, maag-darm-leverarts dr. P.A.M. van Hees van 23 november 2007 en reumatoloog Y. Schenk van 6 oktober 2008 ingezonden.
3.3. Verweerder heeft een nader rapport van Argonaut van 17 juni 2008 ingezonden. In dit rapport heeft Ten Hove geconcludeerd dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad is van oordeel dat op grond van de beschikbare gegevens moet worden aangenomen dat appellant ten tijde in geding in staat was om gebruik te maken van het collectief vervoer. Van medische redenen dat dit niet zou kunnen is niet gebleken.
4.2. De medische verklaringen waarop appellant een beroep doet, leiden de Raad niet tot een ander oordeel. Weliswaar blijkt daaruit dat appellant lijdt aan de onder 1.1 genoemde aandoeningen, maar uit die verklaringen kan niet worden afgeleid dat appellant ten tijde in geding op medische gronden, naar objectief medische maatstaf gemeten, buiten staat was om gebruik te maken van het collectief vervoer.
4.3. De Raad acht zich wat dat aangaat voldoende voorgelicht door de bevindingen en conclusies in de adviezen van Argonaut. Deze adviezen zijn voldoende zorgvuldig voorbereid en voldoende deugdelijk onderbouwd. Wellicht moet met appellant worden geconstateerd dat de informatievergaring door Argonaut niet de schoonheidsprijs verdient, maar dit kan - gelet op het feit dat de door appellant ingezonden verklaringen uit de medische sector geen afbreuk doen aan de conclusies van Argonaut - niet leiden tot vernietiging van het besluit van 19 december 2005 en de aangevallen uitspraak.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat het College terecht en op juiste gronden heeft aangenomen dat appellant wel gebruik kon maken van het collectief vervoer. Het hoger beroep treft geen doel en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 december 2008.
(get.) R.M. van Male.
(get.) J. Waasdorp.
OA