[Appellante], wonende te [woonplaats], Marokko, (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2007, 03/2084 (hierna: aangevallen uitspraak)
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB)
Datum uitspraak: 3 december 2008
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2008. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door
A. Benlahbib. De SVB is met voorafgaand bericht niet verschenen.
1.1. Bij besluit van 20 december 2002 heeft de SVB de aanvraag van appellante om deelname aan de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) afgewezen, omdat de aanvraag buiten de daarvoor geldende wettelijke termijn is ingediend.
1.2. Bij besluit van 2 april 2003 heeft de SVB het bezwaar tegen het besluit van 20 december 2002 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank het volgende overwogen, waarbij voor eiseres appellante dient te worden gelezen:
"Per 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet in werking getreden. Sinds die datum is het niet meer mogelijk om zich vrijwillig te verzekeringen in het kader van de AWBZ. Het geschil betreft de beoordeling van deelname aan deze (risico)verzekering over een afgesloten periode in het verleden.
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld dat het (proces)belang van eiseres is gelegen in verkrijging van zekerheid voor haar nabestaanden.
Uit vaste jurisprudentie van de CRvB vloeit voort dat eerst sprake is van voldoende processueel belang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
Nu het onderhavige geding uitsluitend betrekking heeft op deelname aan de vrijwillige verzekering in het kader van de AWBZ en niet op een eventuele vrijwillige verzekering voor de Algemene nabestaandenwet, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een rechtens te respecteren, tot de persoon te herleiden belang bij een beoordeling van het bestreden besluit. Nu evenmin is gebleken dat eiseres sinds 1 januari 2000 voor eigen rekening zorg heeft genoten die ten laste van de AWBZ zou zijn gekomen indien zij over die periode wel (vrijwillig) verzekerd zou zijn geweest, is ook anderszins geen procesbelang aanwezig."
3.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en maakt haar overwegingen tot de zijne.
3.2. De Raad voegt hier, naar aanleiding van het hoger beroep, nog aan toe dat uit de - desgevraagd - door appellante toegestuurde stukken niet blijkt dat zij in de periode tussen 13 november 2002 en 31 december 2005 gebruik heeft gemaakt van zorg waarvoor zij geen vergoeding heeft gekregen op de grond dat zij niet verzekerd was voor de AWBZ.
3.3. Hieruit vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 december 2008.
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. le maître R.M. van Male en présence de M.
J. Waasdorp en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 3 decémbre 2008.