ECLI:NL:CRVB:2008:BG6770
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- T.J. van der Torn
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid van functies voor appellant
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 25 april 2007 het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellant te herzien, gegrond verklaarde. Het Uwv had op 20 oktober 2006 besloten de WAO-uitkering van appellant met ingang van 15 augustus 2006 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. De rechtbank oordeelde dat het besluit op een juiste medische grondslag berustte, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag, omdat de functie van parkeercontroleur ten onrechte was meegenomen in de beoordeling. De rechtbank besloot dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat ook zonder deze functie een herziening naar 45 tot 55% arbeidsongeschiktheid gerechtvaardigd was.
In hoger beroep heeft appellant gesteld dat de schatting van zijn arbeidsongeschiktheid is gebaseerd op verouderde medische gegevens. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt echter dat de periode tussen de medische en arbeidskundige beoordeling van appellant minder dan zes maanden bedraagt, waardoor er geen sprake is van onzorgvuldige besluitvorming. De Raad concludeert dat de aan de schatting ten grondslag liggende functies voor appellant geschikt zijn, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding wordt toegekend aan appellant.