ECLI:NL:CRVB:2008:BG6715

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3409 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een WAO-uitkering toe te kennen, aan de orde is. De rechtbank had eerder het besluit van het Uwv vernietigd wegens gebrekkige motivering, maar het Uwv had in een nieuw besluit opnieuw geweigerd om de uitkering toe te kennen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, waaronder samensteller kunststof en bediende fotolaboratorium, niet kan vervullen vanwege longklachten.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 28 november 2008 behandeld. De Raad overweegt dat de rechtbank in een eerdere uitspraak de gronden tegen de medische component van de schatting heeft verworpen en dat er een juist beeld bestond van de gezondheidstoestand van appellant. De Raad heeft zich dan ook beperkt tot de arbeidskundige component van de schatting. De bezwaararbeidsdeskundige R.J.C. Hogeveen heeft in zijn rapportage aangetoond dat de geduide functies passend zijn voor appellant, waarbij de belastbaarheid van appellant is afgezet tegen de voorkomende belasting in de functies. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier.

Uitspraak

07/3409 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 25 april 2007, 06/5135 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.R. Schenkhuizen, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld op 17 oktober 2008, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 22 maart 2005 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, geweigerd aan appellant per 22 augustus 2004 een WAO-uitkering toe te kennen omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedraagt.
1.2. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft bij uitspraak van 18 januari 2006, wegens een gebrekkige motivering, het besluit van 22 maart 2005 vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens heeft de rechtbank besluiten genomen omtrent de proceskosten en het griffierecht. Partijen hebben geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak aangewend.
1.3. Bij besluit van 10 mei 2006 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
1.4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 10 mei 2006 ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies (samensteller kunststof, bediende fotolaboratorium en produktiemedewerker industrie), wegens longklachten, niet kan vervullen.
3.1. De Raad overweegt als volgt. In de uitspraak van 23 januari 2006 heeft de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud de gronden gericht tegen de medische component van de schatting verworpen en is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij het Uwv een juist beeld bestond omtrent de gezondheidstoestand van appellant en de daaruit voortvloeiende beperkingen. Nu partijen tegen die uitspraak geen hoger beroep hebben ingesteld dient de Raad van de juistheid van dit oordeel uit te gaan. Thans staat nog slechts de arbeidskundige component van de schatting, zoals is weergegeven in het bestreden besluit, ter beoordeling.
3.2. Bezwaararbeidsdeskundige R.J.C. Hogeveen heeft in zijn rapportage van 6 maart 2006 genoegzaam aannemelijk gemaakt dat de geduide functies passend zijn. Bij alle functies is op uitgebreide en inzichtelijke wijze de belastbaarheid van appellant afgezet tegen de in de aan de schatting ten grondslag gelegde voorkomende belasting. Hierbij is de bezwaararbeidsdeskundige uitgegaan van de beperkingen zoals die voor appellant zijn vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst. De schatting is gebaseerd op voldoende functies met voldoende arbeidsplaatsen die passend zijn voor appellant.
4. Uit het vorenstaande volgt dan ook dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 november 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
TM