ECLI:NL:CRVB:2008:BG6714

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3015 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en medische grondslag voor arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de intrekking van haar WAO-uitkering werd behandeld. Appellante, die wegens lichamelijke en psychische klachten niet meer kon functioneren als administratief medewerkster, ontving voorheen een WAO-uitkering op basis van 80% of meer arbeidsongeschiktheid. De uitkering werd echter per 17 maart 2006 ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% zou zijn. Appellante heeft bezwaar aangetekend tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv.

De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak het beroep van appellante gegrond verklaard vanwege een motiveringsgebrek in het bestreden besluit, maar de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische grondslag voor de intrekking van de uitkering toereikend was. De Functionele Mogelijkheden Lijst gaf een gedetailleerd overzicht van de beperkingen van appellante, en de rechtbank vond dat het Uwv voldoende had onderbouwd dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar medische beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat zij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet kon vervullen. Ze overhandigde verschillende medische documenten ter ondersteuning van haar standpunt. De Raad heeft echter geen nieuwe aanknopingspunten gevonden die tot een ander oordeel zouden leiden dan dat van de rechtbank. De overgelegde stukken gaven geen nieuw licht op de zaak, omdat de informatie al bekend was bij het Uwv en de rechtbank of niet relevant was voor de datum van 17 maart 2006.

De Raad heeft daarom het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

07/3015 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 3 april 2007, 06/3322 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.A.J.L. van Elk de Freese, advocaat te Cuijk, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2008. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. B.H.C. de Bruijn.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellante is uitgevallen wegens lichamelijke en psychische klachten voor haar werkzaamheden als administratief medewerkster. Laatstelijk ontving zij een WAO-uitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer. Bij besluit van 18 januari 2006 is de uitkering per 17 maart 2006 ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedraagt. Bij besluit van 12 juni 2006 (bestreden besluit) is het tegen dat besluit ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit - wegens een motiveringsgebrek - gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. De rechtsgevolgen van het bestreden besluit zijn echter in stand gelaten. Tevens heeft de rechtbank besluiten genomen omtrent de proceskosten en het griffierecht.
2.2. Bij haar uitspraak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het medisch onderzoek, bestaande uit dossierstudie, anamnese, lichamelijk onderzoek en onderzoek van de psyche, op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden en een toereikende medische grondslag voor het bestreden besluit biedt. In de Functionele Mogelijkheden Lijst zijn appellantes beperkingen gedetailleerd weergegeven. Tevens is de rechtbank van oordeel dat het Uwv - weliswaar eerst in de beroepsfase - genoegzaam onderbouwd heeft dat de functies passend zijn voor appellante.
3. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar medische beperkingen niet juist zijn vastgesteld. Daarnaast is zij van mening dat zij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet kan vervullen. Appellante heeft een medisch journaal van haar huisarts, rapporten van de Arbo Unie, een afspraakbevestiging bij een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en brieven van een bedrijfsmaatschappelijk werker overgelegd.
4. In hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. De Raad kan zich vinden in de door de rechtbank gebezigde overwegingen en maakte deze tot de zijne. De in hoger beroep overgelegde stukken werpen geen nieuw licht op de zaak, omdat de gegevens die uit die stukken naar voren komen of al bekend waren bij het Uwv en de rechtbank of geen betrekking hebben op de hier in geding zijnde datum van 17 maart 2006.
5. Uit het vorenstaande volgt dan ook dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 november 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
TM