ECLI:NL:CRVB:2008:BG6709

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-663 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en geschiktheid voor voorgehouden functies

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de herziening van haar WAO-uitkering aan de orde is. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M.J.P. Penners, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 18 december 2006, waarin de rechtbank oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de uitkering van appellante had herzien. De rechtbank had vastgesteld dat appellante per 6 december 2005 in staat was om met de voorgehouden functies een inkomen te verdienen, wat leidde tot een herziening van haar arbeidsongeschiktheid van 80-100% naar 25-35%.

Tijdens de zitting op 24 oktober 2008 is appellante niet verschenen, maar het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.E.C. Veugen. In hoger beroep heeft appellante herhaald dat haar klachten onveranderd zijn en dat zij aanspraak maakt op een volledige WAO-uitkering. Ze heeft informatie van haar fysiotherapeut en psycholoog overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt. De Raad heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde beperkingen.

De Raad heeft de informatie uit de behandelende sector meegewogen en is tot de conclusie gekomen dat de voorgehouden functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellante. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door R.C. Stam, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, op 5 december 2008.

Uitspraak

07/663 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 18 december 2006, 06/1143 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 5 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.M.J.P. Penners, advocaat te Geleen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante zijn aanvullende stukken ingezonden, waarop een reactie van het Uwv is gekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2008, waar appellante met bericht van afwezigheid niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.E.C. Veugen.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak als haar oordeel gegeven dat het Uwv terecht en op goede gronden de naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% berekende uitkering van appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 6 december 2005 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Zij heeft daartoe de juistheid onderschreven van het aan het bestreden besluit van
24 maart 2006 ten grondslag liggende standpunt dat appellante, uitgaande van de door de verzekeringsarts ten aanzien van haar vastgestelde beperkingen, per 6 december 2005 in staat was met de haar voorgehouden functies een zodanig inkomen te verdienen dat het verlies aan verdiencapaciteit ongeveer 29% bedraagt.
2. In hoger beroep is namens appellante herhaald dat haar klachten per 6 december 2005 onveranderd aanwezig zijn en dat zij gezien de ernst van deze klachten aanspraak maakt op een volledige WAO-uitkering, dan wel dat zij in ieder geval meer dan 35% arbeidsongeschikt is. Ter ondersteuning hiervan is informatie van haar fysiotherapeut en psycholoog overgelegd. Tenslotte is aangevoerd dat appellante niet in staat is om de geduide functies te vervullen.
3. De Raad overweegt als volgt.
4. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek door (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig is geweest en ziet met de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van de bij appellante vastgestelde beperkingen. De Raad neemt hierbij in aanmerking dat informatie uit de behandelende sector is meegewogen en dat in hoger beroep door de bezwaarverzekeringsarts genoegzaam is gereageerd op de overgelegde informatie van de fysiotherapeut en psycholoog. In hetgeen namens appellante is aangevoerd, ziet de Raad onvoldoende aanknopingspunten om de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsartsen voor onjuist te houden.
5. De Raad heeft uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid evenmin grond om ervan uit te gaan dat de voorgehouden functies voor appellante in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn.
6. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 december 2008.
(get.) R.C. Stam.
(get.) T.J. van der Torn.
CVG