ECLI:NL:CRVB:2008:BG5780

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-2581 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaandenuitkering op basis van ANW wegens gebrek aan verzekering van de echtgenoot ten tijde van overlijden

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoek om een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) werd afgewezen. Appellante, die in Marokko woont, verzocht de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een nabestaandenuitkering na het overlijden van haar echtgenoot op 1 september 2003. De Svb wees de aanvraag af, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was op het moment van zijn overlijden, omdat hij in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland. De Raad wijst erop dat de echtgenoot van appellante geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren onder de ANW vanaf 1 januari 2000. Bovendien was hij op de dag van zijn overlijden niet bevoegd om deel te nemen aan de vrijwillige verzekering.

De Raad concludeert dat er geen recht op een nabestaandenuitkering bestaat, omdat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was onder de ANW en ook niet onder de Marokkaanse wetgeving. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De beslissing is openbaar gemaakt op 27 november 2008.

Uitspraak

07/2581 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2007, 05/1007 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 27 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. D.S.C. Hes, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2008. Namens appellante is verschenen [naam schoonzus van appellante], schoonzus van appellante. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door K. van Ingen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot heeft eerst een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en aansluitend daarop een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangen. Op 1 september 2003 is hij in Marokko overleden. Vervolgens heeft appellante aan de Svb verzocht een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
1.2. Bij besluit van 30 oktober 2003 heeft de Svb de aanvraag van appellante om een nabestaandenuitkering ingevolge de ANW afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW en evenmin recht had op een uitkering op grond van internationale regelingen. De Svb heeft dit besluit bij het besluit op bezwaar van 11 januari 2005 (hierna: het bestreden besluit) gehandhaafd met als aanvullende motivering dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet bevoegd was om deel te nemen aan de vrijwillige verzekering ingevolge de ANW.
1.3. Voorts heeft appellante de Svb verzocht haar echtgenoot met toepassing van de hardheidsclausule van artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (Stb. 1998, 746, hierna: KB 746) postuum als verzekerde ingevolge de ANW aan te merken met ingang van 1 januari 2000.
1.4. Bij besluit van 10 december 2004 heeft de Svb het verzoek van appellante om haar echtgenoot postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering AOW en ANW afgewezen op de grond dat haar echtgenoot niet bevoegd is tot deelname aan voormelde verzekering. Daartoe is overwogen dat het GUO op 16 december 1999 de echtgenoot van appellante heeft aangeschreven met betrekking tot zijn gewijzigde verzekeringspositie per 1 januari 2000, maar hij zich niet binnen de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn van één jaar na het einde van de verplichte verzekering heeft aangemeld voor de vrijwillige verzekering ingevolge de AOW en ANW. De Svb heeft het bezwaar tegen dit besluit bij besluit op bezwaar van 7 juni 2005 gegrond verklaard, omdat voorbij is gegaan aan het verzoek om toepassing te geven aan de hardheidsclausule van KB 746.
1.5. Bij besluit van 16 december 2005 heeft de Svb alsnog geweigerd toepassing te geven aan de hardheidsclausule van artikel 24 KB 746. Tegen dit besluit heeft appellante geen rechtsmiddel aangewend, zodat dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.3. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd.
4.4. Voorts was op grond van artikel 26 KB 746, zoals dit artikel luidde tot 1 januari 2000, kort samengevat, ook verzekerd krachtens de volksverzekeringen degene die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van vertrek een bepaalde Nederlandse uitkering, zoals bijvoorbeeld een uitkering krachtens de WAO, ontving ter hoogte van ten minste een nader omschreven bedrag per maand. Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2000 vervallen. Personen, zoals de echtgenoot van appellante, die tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd waren krachtens de volksverzekeringen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich vanaf 1 januari 2000 vrijwillig te verzekeren krachtens onder meer de ANW. Appellantes echtgenoot heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Voorts is rechtens komen vast te staan dat de echtgenoot van appellante niet bevoegd was om postuum deel te nemen aan de vrijwillige verzekering ingevolge de ANW. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op 1 september 2003 niet meer verzekerd was krachtens de ANW, zodat geen aanspraak kan bestaan op een nabestaandenuitkering krachtens die wet.
4.5. Tot slot stelt de Raad vast dat door appellante niet is betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4.7. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 november 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
KR