ECLI:NL:CRVB:2008:BG5778
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- K.J. Kraan
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Toekenning afbouwregeling overwerkvergoeding en hoorplicht in bestuursrechtelijke context
In deze zaak gaat het om de toekenning van een afbouwregeling voor overwerkvergoeding aan appellant, die sinds 1991 werkzaam is bij de gemeente Leiden. Appellant was aanvankelijk aangesteld als reiniger, maar kreeg later ook taken als chauffeur van dienst, waarvoor hij een toelage ontving. In 2004 besloot het college van burgemeester en wethouders van Leiden om de taken van terreinbeheer en het openen en sluiten van een pand over te dragen aan nieuwe locatiebeheerders, wat leidde tot de toekenning van een afbouwregeling aan appellant. Deze regeling hield in dat appellant een vermindering van zijn overwerkvergoeding zou ondergaan, wat hij aanvocht in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college in redelijkheid tot de afbouwregeling had kunnen besluiten. Appellant stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn zienswijze te geven voordat de afbouwregeling werd vastgesteld, wat in strijd zou zijn met de hoorplicht. De Raad oordeelde echter dat, hoewel het college appellant niet had gehoord, dit niet leidde tot schending van zijn belangen, aangezien er in de bezwaarfase overleg had plaatsgevonden en appellant de kans had gekregen om een tegenvoorstel te doen.
Daarnaast betwistte appellant dat er sprake was van overwerk en stelde hij dat het om een tweede aanstelling ging. De Raad kon deze stelling niet onderschrijven, omdat appellant geen aanstellingsbesluit kon overleggen en er overwerkvergoedingen waren betaald. De Raad concludeerde dat er geen voorschriften waren die een afbouwregeling vereisten en dat het college niet in strijd had gehandeld met rechtsregels of beginselen van behoorlijk bestuur. Uiteindelijk bevestigde de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard.