ECLI:NL:CRVB:2008:BG5763

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5186 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering na medisch onderzoek in Duitsland

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellant, die in Duitsland woonachtig was. Appellant had zich per 1 augustus 2000 arbeidsongeschikt gemeld na een verkeersongeval en had vanaf 31 juli 2001 een uitkering ontvangen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 5 januari 2005 de uitkering ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft de uitspraak van het Uwv bevestigd, waarna appellant in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 16 oktober 2008 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door M. Wardenburg. Appellant betwistte de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek, uitgevoerd door een Duitse arts, omdat hij de Duitse taal niet goed beheerst. Hij voerde aan dat hij onder behandeling was van verschillende specialisten en dat dit niet in de beoordeling was meegenomen.

De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. De Raad concludeert dat er voldoende informatie beschikbaar was over de gezondheidstoestand van appellant op de datum in geding. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht is gebeurd. De Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

06/5186 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2006, 05/2249 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 30 september 2008 heeft het Uwv nadere stukken in geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Wardenburg.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant was werkzaam als leerling-drukker, toen hij zich per 1 augustus 2000 arbeidsongeschikt meldde als gevolg van lichamelijke klachten na een verkeersongeval, alsmede verschijnselen van verminderde psychische draagkracht. Aan hem is met ingang van 31 juli 2001 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering toegekend. Bij besluit van 5 januari 2005 heeft het Uwv deze uitkering, welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 12 maart 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was. Bij besluit van 1 april 2005 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv appellants bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant bestrijdt deze uitspraak met name met de stelling dat hij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Omdat appellant ten tijde van de medische beoordeling woonachtig was in Duitsland is hij door een Duitse arts onderzocht. Appellant is van mening dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest omdat hij de Duitse taal niet machtig was. Ook onderstreept appellant dat hij onder behandeling is van een psycholoog, een neuroloog, een dermatoloog en een orthopeed.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Net als de rechtbank heeft de Raad geen redenen te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. Dat mogelijk sprake is van een mindere beheersing van de Duitse taal door appellant, maakt dit niet anders. Daarbij neemt de Raad in overweging dat, blijkens het rapport van dr. P. Fillippow, deze desondanks een goed beeld van de gezondheidstoestand van appellant heeft verkregen. Bovendien bevinden zich in het dossier meerdere rapporten van behandelende artsen en van eerdere onderzoeken door verzekeringsartsen en is appellant daarnaast gezien en onderzocht door bezwaarverzekeringsarts P.A.E.M. Hofmans. Al deze gegevens bij elkaar leveren, naar het oordeel van de Raad, voldoende informatie op omtrent de gezondheidstoestand van appellant op de datum in geding om tot een zorgvuldige beoordeling te komen. Daarbij neemt de Raad mede in overweging dat, wat er verder zij van de verschillende behandelaars van appellant, door hem geen medische stukken in geding zijn gebracht die een andere licht kunnen doen schijnen op zijn gezondheidstoestand op de datum in geding.
4.2. De Raad stelt vast dat aan de schatting voldoende functies ten grondslag zijn gelegd die in overeenstemming zijn met de bevindingen van bezwaarverzekeringsarts Hofmans.
5. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
6. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 november 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
KR