ECLI:NL:CRVB:2008:BG5759
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de ongewijzigde voortzetting van WAO-uitkering na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die zijn werkzaamheden als rayoninspecteur had gestaakt wegens maagklachten en psychische klachten. De appellant ontving sinds 1987 een WAO-uitkering, die in 1996 was herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Na een verkeersongeval waarbij hij whiplash-letsel opliep, werd zijn uitkering ongewijzigd voortgezet. In juni 2004 meldde de appellant een toename van zijn arbeidsongeschiktheid, inclusief nieuwe klachten zoals jicht. Het Uwv besloot echter op 17 januari 2005 dat de uitkering ongewijzigd zou blijven, wat door de rechtbank Amsterdam in een eerdere uitspraak werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van de appellant behandeld, waarbij de appellant niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. M. van Grinsven. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de appellant geen medische gegevens had overlegd die de conclusies van de artsen in twijfel trokken. De Raad bevestigde dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op basis van ten minste drie in Nederland uitgeoefende functies diende te gebeuren, zoals vastgelegd in artikel 9 van het Schattingsbesluit.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.