ECLI:NL:CRVB:2008:BG5759

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-126 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de ongewijzigde voortzetting van WAO-uitkering na medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 november 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die zijn werkzaamheden als rayoninspecteur had gestaakt wegens maagklachten en psychische klachten. De appellant ontving sinds 1987 een WAO-uitkering, die in 1996 was herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Na een verkeersongeval waarbij hij whiplash-letsel opliep, werd zijn uitkering ongewijzigd voortgezet. In juni 2004 meldde de appellant een toename van zijn arbeidsongeschiktheid, inclusief nieuwe klachten zoals jicht. Het Uwv besloot echter op 17 januari 2005 dat de uitkering ongewijzigd zou blijven, wat door de rechtbank Amsterdam in een eerdere uitspraak werd bevestigd.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van de appellant behandeld, waarbij de appellant niet aanwezig was, maar het Uwv vertegenwoordigd werd door mr. M. van Grinsven. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de appellant geen medische gegevens had overlegd die de conclusies van de artsen in twijfel trokken. De Raad bevestigde dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op basis van ten minste drie in Nederland uitgeoefende functies diende te gebeuren, zoals vastgelegd in artikel 9 van het Schattingsbesluit.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet kon slagen en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er waren geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

07/126 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats], België (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 december 2006, 05/2948 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 27 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Grinsven.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft op 29 mei 1986 zijn werkzaamheden als rayoninspecteur bij een verzekeringsmaatschappij wegens maagklachten en psychische klachten gestaakt. Aan hem is met ingang van 23 juni 1987 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%, welke uitkering per 29 januari 1996 is herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Nadat appellant bij een verkeersongeval whiplash-letsel had opgelopen, is de uitkering ongewijzigd voortgezet.
1.2. In juni 2004 heeft appellant aangegeven dat zijn arbeidsongeschiktheid is toegenomen. Hij heeft onder andere vermeld sedert korte tijd te lijden aan jicht. Na onderzoek door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige heeft het Uwv appellant bij besluit van 17 januari 2005 medegedeeld dat zijn uitkering ongewijzigd wordt voortgezet. Dit besluit is door het Uwv bij het bestreden besluit van 20 mei 2005 na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak appellants beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft - kort gezegd - overwogen dat het medisch onderzoek door verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig is geweest en dat door appellant geen medische gegevens zijn aangedragen die aanleiding geven tot twijfel aan de conclusies van deze artsen. De rechtbank heeft er daarbij op gewezen dat de door appellant genoemde darmklachten en psoriasis niet in de beoordeling kunnen worden betrokken, nu deze klachten ten tijde in geding geen rol speelden. Ten aanzien van appellants stelling dat sommige van de hem voorgehouden functies niet in België voorkomen, heeft de rechtbank overwogen dat op grond van artikel 9 van het Schattingsbesluit de beoordeling plaatsvindt op basis van ten minste drie verschillende in Nederland uitgeoefende functies.
3.1. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank heeft overwogen.
3.2. In hoger beroep heeft appellant naar voren gebracht dat de medische keuring slechts summier was en dat geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. De Raad stelt evenwel vast dat blijkens het rapport van de verzekeringsarts
L. de Vries van 23 augustus 2004 deze bijna een uur met appellant heeft gesproken en bij appellant onderzoek heeft gedaan aan hart, longen, de cervicale en thoraco-lumbale verwelkolom en aan de onderste extremiteiten. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat sprake is van een voldoende zorgvuldig onderzoek. Deze grond kan derhalve niet slagen.
3.3. Gezien het vorenstaande kan het hoger beroep niet slagen en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 november 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
OA