ECLI:NL:CRVB:2008:BG5721

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-4045 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een dienstongeval tijdens een teambuildingsdag van de Waterpolitie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar werkzaam bij de Waterpolitie, die op 14 september 2005 tijdens een teambuildingsdag in de Belgische Ardennen hartklachten kreeg en later een hartinfarct kreeg. De appellant verzocht de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om het voorval aan te merken als een dienstongeval. De minister weigerde dit, omdat het ongeval niet in overwegende mate zijn oorzaak vond in de aard van de functie van appellant of in bijzondere omstandigheden waaronder die functie moest worden verricht. De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarop hij in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat voor de kwalificatie als dienstongeval vereist is dat er sprake is van een ongeval dat in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de werkzaamheden of in bijzondere omstandigheden. De Raad concludeerde dat de hartklachten en het daaropvolgende hartinfarct geen van buiten komende gebeurtenis vormden, wat kenmerkend is voor een ongeval. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden, en oordeelde dat het hoger beroep niet kon slagen. De Raad zag geen aanleiding om proceskosten toe te kennen aan de appellant.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar uitspraken op 20 november 2008.

Uitspraak

07/4045 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 8 juni 2007, 06/6622 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: minister)
Datum uitspraak: 20 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2008. Appellant is, na voorafgaand bericht, niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. van Dishoeck, werkzaam bij het Korps landelijke politiediensten (hierna: klpd).
II. OVERWEGINGEN
1. Onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak voor een meer uitvoerige weergave, gaat de Raad aan de hand van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is werkzaam in de functie van eerste medewerker Transport Milieu Controle Water bij de dienst Waterpolitie van het klpd. Op 14 september 2005 heeft appellant deelgenomen aan een teambuildingsdag die gehouden werd in de Belgische Ardennen. Tijdens het programmaonderdeel mountainbiken kreeg appellant hartklachten, in verband waarmee medische hulp is ingeroepen. In het ziekenhuis aangekomen kreeg appellant een hartinfarct.
1.2. Op 5 oktober 2005 heeft appellant door middel van invulling van het aangifteformulier (dienst)ongevallenverzekering, verzocht het gebeurde op 14 september 2005 aan te merken als een dienstongeval.
1.3. Bij besluit van 6 december 2005 heeft de minister geweigerd het ongeval als dienstongeval aan te merken, omdat het ongeval niet in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de functie van appellant of in bijzondere omstandigheden waaronder die functie moest worden verricht.
De minister heeft dit besluit, na bezwaar, met overneming van het advies van de Bezwaaradviescommissie inzake personele aangelegenheden Korps landelijke politiediensten, gehandhaafd bij het bestreden besluit van 27 juni 2006.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen dat besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat deelname aan de teambuildingsdag en het onderdeel mountainbiken niet verplicht was en dat ook niet aannemelijk is geworden dat het ongeval in overwegende mate zijn oorzaak vond in de bijzondere omstandigheden waaronder het mountainbiken moest worden verricht.
3. Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. In artikel 1, eerste lid, aanhef en onder z, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) is het begrip dienstongeval gedefinieerd als: een ongeval welk in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en dat niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten.
4.2. De Raad is van oordeel dat geen sprake is van een ongeval. Kenmerkend voor een ongeval is immers dat schade of letsel is ontstaan ten gevolge van een onverwachte van buiten komende gebeurtenis. De hartklachten en het daarop gevolgde hartinfarct vormen geen zodanige van buiten komende gebeurtenis. Het feit dat de minister het ongevalsformulier in behandeling heeft genomen brengt geenszins mee - zoals de Bezwaaradviescommissie heeft overwogen - dat de gebeurtenis wel als een ongeval moet worden aangemerkt. Op grond van afdeling 4.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient de minister immers in beginsel alle (volgens de voorschriften ingediende) aanvragen waarover hij bevoegd is te beslissen in behandeling te nemen.
4.3. Gezien het vorenstaande komt de Raad niet toe aan beantwoording van de andere vragen die partijen in dit geding verdeeld houden.
5. Het hoger beroep kan niet slagen en de aangevallen uitspraak komt met verbetering van gronden voor bevestiging in aanmerking.
6. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en M.C. Bruning en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) M.B. de Gooijer.
HD