ECLI:NL:CRVB:2008:BG5423

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-1415 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en geschiktheid voorgehouden functies

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 31 januari 2007 een beslissing heeft genomen over de weigering van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die als timmerman werkte, is op 19 februari 2004 na een bedrijfsongeval uitgevallen met klachten aan zijn rug, rechterbeen en rechterhand. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 28 juli 2006 besloten om de uitkering aan appellant te weigeren, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou zijn. Appellant is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij zijn eerdere beroepsgronden heeft herhaald. Hij stelt dat hij op de datum in geding, 16 februari 2006, zodanige beperkingen ondervond dat hij niet in staat was om arbeid te verrichten.

Tijdens de zitting op 10 oktober 2008 is appellant niet verschenen, maar het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door een advocaat. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische gegevens en de bevindingen van de verzekeringsartsen zorgvuldig bekeken. De Raad concludeert dat er geen reden is om de vastgestelde belastbaarheid van appellant te betwijfelen. De primaire verzekeringsarts heeft voldoende informatie verzameld en de bezwaarverzekeringsarts heeft adequaat gereageerd op de door appellant ingediende medische informatie. De Raad is van mening dat de belastbaarheid van appellant zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet is overschat.

De Raad heeft ook geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de geschiktheid van de aan appellant voorgehouden functies. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de functies als grondslag voor de schatting in aanmerking zijn genomen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 21 november 2008.

Uitspraak

07/1415 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 31 januari 2007, 06/1559 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.J. Delescen, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant is een aanvullend stuk ingezonden, waarop een reactie van het Uwv is gekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 oktober 2008, waar appellant met bericht van afwezigheid niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.J. Ambrosius.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant, die werkzaam was als timmerman, is op 19 februari 2004 na een bedrijfsongeval uitgevallen met klachten aan zijn rug, rechterbeen en rechterhand.
2.1 Het inleidend beroep richt zich tegen het besluit van het Uwv van 28 juli 2006 (hierna: het bestreden besluit) waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 22 februari 2006, strekkende tot de weigering van een uitkering aan appellant ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 16 februari 2006 omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt.
2.2. De rechtbank heeft - gelet op alle voorhanden medische gegevens - geen aanknopingspunten gevonden om de eindconclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen, waarbij informatie van de behandelende sector uitdrukkelijk en in voldoende mate in de beoordeling is meegenomen en de klachten van appellant niet zijn onderschat, in twijfel te trekken. De rechtbank heeft zich voorts kunnen verenigen met de functies zoals deze als grondslag voor de schatting in aanmerking zijn genomen, maar heeft het besluit onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen. Dit omdat de motivering van de geschiktheid van de geselecteerde functies pas in beroep is gegeven met de rapportage van de arbeidsdeskundige
L.C.P.M. van Neer.
3. Namens appellant zijn de eerdere beroepsgronden herhaald. Appellant blijft van mening dat hij op en na de datum in geding, 16 februari 2006, zodanige beperkingen in zijn lichamelijke en psychische belastbaarheid ondervindt dat er sprake is van sterk verminderde mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. Bovendien is appellant beperkt te achten in zijn persoonlijk en sociaal functioneren, een ander ten gevolge van medisch objectiveerbare ziekte en gebrek. Ter ondersteuning hiervan is verwezen naar de reeds overlegde informatie uit de behandelende sector en zijn aanvullend brieven ingezonden van zijn fysiotherapeut, het medisch orthomanueel centrum en behandelend anesthesioloog/pijnbestrijder P.C. de Jong.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Wat betreft het medische aspect van de in geding zijnde beoordeling ziet de Raad evenals de rechtbank geen reden om de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten van appellant en de daaruit voortvloeiende beperkingen voor onjuist te houden. De Raad stelt vast dat de primaire verzekeringsarts H. Jagt, na onderzoek van appellant, informatie van de huisarts - inclusief specialistenbrieven - heeft opgevraagd en meegewogen, maar geen aanleiding heeft gevonden om de vastgestelde belastbaarheid te wijzigen. Voorts heeft naar het oordeel van de Raad de bezwaar-verzekeringsarts C.H.M. Heeskens-Reijnen telkenmale genoegzaam gereageerd op de door appellant overgelegde medische informatie inclusief de laatste in hoger beroep ingezonden stukken van zijn behandelaars. De Raad kan zich vinden in de conclusie van de bezwaarverzekeringsarts dat de belastbaarheid van appellant zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet is overschat. Nu appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat op de datum in geding met verdergaande beperkingen in de FML rekening gehouden diende te worden, is naar het oordeel van de Raad de medische grondslag van het bestreden besluit juist te achten.
4.3. De Raad heeft, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, evenmin grond om ervan uit te gaan dat de aan appellant voorgehouden functies voor hem in medisch opzicht niet geschikt zouden zijn. De Raad sluit zich aan bij hetgeen de rechtbank dienaangaande in de aangevallen uitspraak heeft overwogen.
4.4. Het vorenstaande betekent dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en A.T. de Kwaasteniet en M. Greebe als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 november 2008.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) W.R. de Vries.
MH