ECLI:NL:CRVB:2008:BG5423
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.T. de Kwaasteniet
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Weigering uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en geschiktheid voorgehouden functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 31 januari 2007 een beslissing heeft genomen over de weigering van een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant, die als timmerman werkte, is op 19 februari 2004 na een bedrijfsongeval uitgevallen met klachten aan zijn rug, rechterbeen en rechterhand. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 28 juli 2006 besloten om de uitkering aan appellant te weigeren, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% zou zijn. Appellant is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij zijn eerdere beroepsgronden heeft herhaald. Hij stelt dat hij op de datum in geding, 16 februari 2006, zodanige beperkingen ondervond dat hij niet in staat was om arbeid te verrichten.
Tijdens de zitting op 10 oktober 2008 is appellant niet verschenen, maar het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door een advocaat. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische gegevens en de bevindingen van de verzekeringsartsen zorgvuldig bekeken. De Raad concludeert dat er geen reden is om de vastgestelde belastbaarheid van appellant te betwijfelen. De primaire verzekeringsarts heeft voldoende informatie verzameld en de bezwaarverzekeringsarts heeft adequaat gereageerd op de door appellant ingediende medische informatie. De Raad is van mening dat de belastbaarheid van appellant zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet is overschat.
De Raad heeft ook geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de geschiktheid van de aan appellant voorgehouden functies. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de functies als grondslag voor de schatting in aanmerking zijn genomen. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de medische grondslag van het bestreden besluit juist is. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 21 november 2008.