ECLI:NL:CRVB:2008:BG5170

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-759 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake WAO-uitkering en medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) ontvangt. Appellant, die eerder werkzaam was als slijper van scheepsschroeven, is sinds 2 juni 1992 arbeidsongeschikt. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft zijn uitkering ongewijzigd voortgezet, maar appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat het Uwv na een zorgvuldig medisch onderzoek tot de juiste medische beperkingen is gekomen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek onvoldoende gericht was op zijn klachten en dat er geen informatie is opgevraagd uit de behandelende sector.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv geen bezwaar had tegen het betrekken van nadere stukken die na de termijn van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waren ingediend. De Raad heeft geoordeeld dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek, waarbij de verzekeringsarts R.K. Kanhai appellant had onderzocht en relevante medische gegevens had betrokken. De bezwaarverzekeringsarts P. van de Merwe heeft de conclusies van Kanhai onderschreven. De Raad heeft geen redenen gevonden om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies die aan de schatting ten grondslag lagen.

Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij de rechtsgevolgen in stand zijn gelaten. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling is uitgesproken. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar, op 20 november 2008.

Uitspraak

07/759 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 december 2006, 05/3957 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief van 9 juli 2008 heeft het Uwv nadere stukken ingezonden.
Op 15 oktober 2008 heeft mr. Kuit nog nadere stukken in geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2008. Appellant is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is werkzaam geweest als slijper van scheepsschroeven. Hij is op 2 juni 1992 uitgevallen voor deze werkzaamheden. Aan hem is een uitkering in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend, welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Bij besluit van 2 september 2004 heeft het Uwv appellant medegedeeld dat zijn uitkering ongewijzigd werd voortgezet. Bij beslissing op bezwaar van 18 februari 2005 is het bezwaar hiertegen ongegrond verklaard.
2. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat het Uwv, na een zorgvuldig medisch onderzoek, tot de juiste medische beperkingen is gekomen. Daarbij heeft de rechtbank mede betrokken dat appellant geen medische stukken heeft ingezonden ter onderbouwing van zijn stelling dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten aan nek, arm, voeten en schouder, alsmede zijn klachten van hoofdpijn en duizeligheid. De aan de schatting ten grondslag gelegde functies acht de rechtbank passend. Nu pas in beroep voldoende is gemotiveerd waarom de functies passend worden geacht, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen in stand gelaten.
3. In hoger beroep heeft appellant deze uitspraak bestreden met als belangrijkste grief dat het medisch onderzoek onvoldoende gericht is geweest op appellants klachten en dat daarbij ook ten onrechte geen informatie is opgevraagd uit de behandelende sector.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. In de eerste plaats stelt de Raad vast dat namens het Uwv ter zitting is medegedeeld dat er geen bezwaar tegen is dat de Raad de brief van appellants gemachtigde van 15 oktober 2008, welke is verzonden na het verstrijken van de in artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemde termijn, in zijn beschouwingen betrekt.
4.3. In het onderhavige geval is naar het oordeel van de Raad sprake van een zorgvuldig medisch onderzoek. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat verzekeringsarts R.K. Kanhai appellant heeft onderzocht en een dossierstudie heeft verricht. Bij het opstellen van het medisch rapport en de Functionele Mogelijkheden Lijst heeft Kanhai betrokken de, door appellant meegebrachte, medische gegevens van de behandelende neuroloog en radioloog. De bezwaarverzekeringsarts P. van de Merwe zag geen redenen te twijfelen aan de conclusies van Kanhai. Namens appellant zijn voor het eerst nadere medische stukken ingezonden bij meergenoemde brief van 15 oktober 2008. Nog daargelaten dat deze informatie slechts één dag voor de zitting aan de Raad en het Uwv is toegezonden, moet de Raad ook constateren deze informatie niet ziet op de datum in geding.
4.4. Met betrekking tot de geschiktheid van de aan de schatting nog ten grondslag liggende functies zijn door of namens appellant geen nadere grieven aangevoerd. De Raad ziet geen redenen te twijfelen aan de geschiktheid van de, door bezwaararbeidsdeskundige A.W. van Mastrigt bij rapport van 27 juni 2008 nog van een nadere motivering voorziene, geduide functies.
5. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W. Altenaar als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 november 2008.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) W. Altenaar.
OA