ECLI:NL:CRVB:2008:BG5155
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- P.J. Jansen
- Rechtspraak.nl
Omzetting loondervingsuitkering in vervolguitkering en rechtszekerheidsbeginsel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv niet-ontvankelijk werd verklaard. Het Uwv had aan appellante meegedeeld dat haar loondervingsuitkering met ingang van 19 juni 2002 werd omgezet in een vervolguitkering van € 383,99 bruto per maand. Appellante was het niet eens met deze omzetting en stelde dat er sprake was van een verlaging van de uitkering met terugwerkende kracht, wat in strijd zou zijn met het rechtszekerheidsbeginsel.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep behandeld en vastgesteld dat appellante gedurende de wettelijk vastgestelde termijn van twee jaar een loondervingsuitkering heeft ontvangen. Het Uwv had aanvankelijk het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard, maar in een later besluit werd het bezwaar ongegrond verklaard, waarbij werd bevestigd dat er geen sprake was van een verlaging van de uitkering met terugwerkende kracht. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante feitelijk de juiste uitkering had ontvangen en dat er geen strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en P.J. Jansen als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken op 19 november 2008.