ECLI:NL:CRVB:2008:BG4623
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- H.C.P. Venema
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan betrokkene, die sinds 1 oktober 1999 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente Venray, als appellant, heeft bij besluit van 12 mei 2006 de bijstand van betrokkene met ingang van 1 mei 2001 ingetrokken en de kosten van verleende bijstand over de periode van 1 mei 2001 tot 1 februari 2006 teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op de veronderstelling dat betrokkene niet meer woonachtig was op het opgegeven adres en een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon, [V.].
De rechtbank Roermond heeft in haar uitspraak van 18 april 2007 het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de gemeente vernietigd, omdat de rechtbank oordeelde dat de motivering van het besluit ondeugdelijk was. De rechtbank stelde vast dat niet voldoende bewijs was geleverd dat betrokkene in de relevante periode niet op het opgegeven adres woonde. De gemeente ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bevindingen van het onderzoek door de sociale recherche onvoldoende feitelijke grondslag boden voor de conclusie dat betrokkene niet op het adres woonde. De Raad benadrukte dat de belanghebbende verplicht is om juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, maar dat de gemeente niet voldoende bewijs had geleverd om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen. De Raad veroordeelde de gemeente in de proceskosten van betrokkene, die zijn vastgesteld op € 644,--, en legde een griffierecht van € 428,-- op aan de gemeente.