[Naam appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 9 mei 2007, 05/1730 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: college)
Datum uitspraak: 6 november 2008
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2008. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak onder nummer 07/3548 AW. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.R. van Dijk en drs. L. Verveld, beiden werkzaam bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Na de zitting is de behandeling gesplitst. In deze zaak wordt thans afzonderlijk uitspraak gedaan.
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is werkzaam als algemeen [functie] bij de [afdeling] van de RUG.
1.2. Bij besluit van 23 augustus 2004 heeft het college de functie van appellant ingedeeld in het functieprofiel arbo- en milieudeskundige op het functieniveau 2 (salarisschaal 11). Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij het bestreden besluit van 10 november 2005 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. Ingevolge hoofdstuk 8, paragraaf 1, van de CAO Nederlandse Universiteiten (CAO NU) is met ingang van 1 april 2003 een nieuw systeem van functieordenen van toepas-sing op de medewerkers van de universiteiten. Dit systeem is gebaseerd op de Hay-methode en opgenomen in een bijlage bij de CAO NU, getiteld Universitair Functieordenen (hierna: UFO).
3.2. Blijkens het gestelde in de bedoelde bijlage wordt UFO toegepast in twee stappen. Eerst wordt voor de medewerker het functieprofiel gezocht dat het beste bij zijn werk past. Een functieprofiel is een compacte beschrijving van een generieke (voorbeeld)functie, omvattende een functietitel (de naam van de functie), het doel van de functie, de organisatorische context en de voor de functie geldende resultaatgebieden (kenmerkende kernactiviteiten, daarvoor geldende kaders, te bereiken resultaten en uit te voeren activiteiten). De binnen de universiteiten voorkomende functieprofielen zijn, onderverdeeld in functiefamilies, opgesomd in een bijlage bij de zogeheten Werkgevers-handleiding Geautomatiseerde indelingsinstrument. Nadat uit deze verzameling het functieprofiel is gekozen dat het beste past bij het werk van de betrokkene, volgt de tweede stap: het bepalen van de zwaarte, het niveau, van de functie. Daartoe is per functieprofiel voorzien in zogenoemde indelingscriteria en indelingsregels. In bepaalde gevallen kan ook een combinatie van functieprofielen worden gekozen. Naast de functie-families bestaan twee subgroepen met respectievelijk bijzondere functies (die bijvoor-beeld slechts op één universiteit voorkomen) en zeldzame functies (waarin slechts enkele functiehouders op enkele universiteiten voorkomen).
3.3. Appellant stelt zich op het standpunt dat, gelet op de tot zijn functie behorende beleidstaak, indeling in het profiel beleidsmedewerker meer voor de hand ligt, eventueel in combinatie met het profiel arbo- en milieudeskundige. Appellant is verder van mening dat ook indeling in (combinatie met) het profiel van docent heel goed mogelijk is. Bij een indeling in het profiel arbo- en milieudeskundige past volgens appellant indeling op functieniveau 1. Verder beroept appellant zich op de uitspraak van de Raad van 15 februari 2007, LJN BA1494, waarin onder meer aan de orde was de functie-indeling van een collega stralingsdeskundige bij de Universiteit Maastricht en op een oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) van 21 september 2006, nr. 2006-198, over het UFO-systeem.
3.4. De Raad stelt vast dat, anders dan in de in onderdeel 3.3 genoemde uitspraak van de Raad, in het onderhavige geding partijen niet zo zeer van mening verschillen over de feitelijk opgedragen werkzaamheden, als wel over de weging van die werkzaamheden bij het indelen in een functieprofiel. Blijkens het bestreden besluit heeft het college zich aan de hand van de ter beschikking staande stukken een voldoende deugdelijke voorstelling van de in te delen functie gevormd, die als zodanig voor appellant inzichtelijk en voor de rechter toetsbaar is. Daarbij heeft het college zich voldoende rekenschap gegeven van de wijzigingen die zich hebben voorgedaan sinds het opmaken van de functiebeschrijving eerstverantwoordelijke stralingsdeskundige in 1997 en heeft het college erkend dat het geven en coördineren van onderwijs een substantieel onderdeel van de opgedragen werkzaamheden van appellant vormen. De grief van appellant op dit punt slaagt niet.
3.5. De Raad is van oordeel dat het beroep van appellant op oordeel 2006-198 van de CGB evenmin slaagt. Nog daargelaten dat een oordeel van de CGB niet bindend is en de CGB het UFO-systeem slechts heeft beoordeeld in het kader van de gelijke-behandelings-wetgeving, stelt de Raad vast dat de CGB heeft uitgesproken het UFO-systeem niet te kunnen toepassen voor functies waarbij bezwarende arbeidsomstandigheden een rol spelen. Daarvan is in deze zaak geen sprake.
3.6. Appellant betwist op zich niet dat indeling van zijn functie in het functieprofiel arbo- en milieudeskundige mogelijk is. De Raad acht dat ook een juist uitgangspunt. Gelet op de in onderdeel 3.2 genoemde bijlage is het mogelijk dat voor een functie zowel een algemeen als een specifiek profiel geldt. In dat geval gaat het specifieke functieprofiel boven het algemene functieprofiel. Nu het functieprofiel arbo- en milieudeskundige een specifiek profiel is en het functieprofiel beleidsmedewerker een algemeen profiel, heeft het college op goede gronden gemeend dat indeling in het functieprofiel beleidsmede-werker niet tot de mogelijkheden behoort.
3.7. De doelomschrijving van het functieprofiel docent luidt als volgt: “Ontwikkelen en verzorgen van toegewezen wetenschappelijke onderwijsonderdelen, uitgaande van het facultaire onderwijsprogramma, teneinde de leerdoelen behorende bij de eindtermen van de onderwijsonderdelen ten aanzien van kennis, inzichten, vaardigheden en houdingen bij studenten te realiseren.” De Raad stelt vast dat het door appellant verzorgde onderwijs geen wetenschappelijk onderwijsonderdeel is. Het gaat om cursussen stralingsbescher-ming op divers niveau die niet specifiek zijn gericht op studenten, en die - zeer kort samengevat - opleiden tot het veilig en verantwoord kunnen omgaan met diverse apparaten en stoffen waarbij straling vrij komt. Dat de opleiding tot stralingsdeskundige niveau 5A deel uitmaakt van het curriculum van de academische studie Tandheelkunde maakt dit niet anders, waarbij de Raad opmerkt dat in het bijzonder de opleiding tot stralingsdeskundige niveau 5A een opleiding is, die ook kan worden gevolgd door cursisten zonder middelbare school of voor wie een dergelijke opleiding in het verdere verleden ligt. Naar het oordeel van de Raad heeft het college eveneens op goede gronden gemeend dat indeling in combinatie met het profiel docent niet tot de mogelijkheden behoort.
3.8. De voorgaande overwegingen leiden de Raad tot de slotsom dat niet kan worden gezegd dat de functie van appellant niet in redelijkheid kon worden ingedeeld in het functieprofiel arbo- en milieudeskundige. De Raad is voorts van oordeel dat evenmin kan worden gezegd dat indeling in functieniveau 2 niet in redelijkheid heeft kunnen plaatsvinden. Voor een indeling in functieniveau 1 is vereist dat aan alle criteria wordt voldaan zoals omschreven bij arbo- en milieudeskundige 1. Appellant is niet verantwoordelijk voor vakinhoudelijke integratie van meerdere arbo- en milieudisciplines binnen advisering en beleidsvorming en om die reden wordt niet aan alle bedoelde criteria voldaan.
De aangevallen uitspraak komt dus voor bevestiging in aanmerking.
4. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en M.C. Bruning en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 november 2008.