ECLI:NL:CRVB:2008:BG4569

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3548 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functieordening en indeling in functieprofiel binnen de Rijksuniversiteit Groningen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een medewerker van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen. De appellant, werkzaam als medewerker in een specifieke functie, was het niet eens met de indeling van zijn functie in het functieprofiel arbo- en milieudeskundige op functieniveau 3. Hij had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het College van bestuur van de RUG, dat zijn functie indeling ongegrond verklaarde. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 november 2008 uitspraak gedaan na een zitting op 25 september 2008, waar de appellant en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De Raad heeft vastgesteld dat de indeling van de functie van appellant in het functieprofiel arbo- en milieudeskundige op basis van de CAO Nederlandse Universiteiten (CAO NU) en de bijbehorende indelingscriteria correct was. De appellant stelde dat zijn functie ook in combinatie met het profiel docent ingedeeld kon worden, maar de Raad oordeelde dat het door hem verzorgde onderwijs niet voldeed aan de vereisten voor wetenschappelijk onderwijs. De Raad concludeerde dat de indeling in functieniveau 3 gerechtvaardigd was en dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten.

De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en benadrukt het belang van de juiste toepassing van functieordening en indeling binnen de universitaire context. De Raad heeft de argumenten van de appellant zorgvuldig gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de indeling in functieniveau 3 in redelijkheid kon plaatsvinden, en dat de indeling in functieniveau 2 niet aan de criteria voldeed. Het hoger beroep van de appellant is dan ook afgewezen.

Uitspraak

07/3548 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 9 mei 2007, 05/1729 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van bestuur van de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: college)
Datum uitspraak: 6 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2008. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak onder nummer 07/3557 AW. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.R. van Dijk en drs. L. Verveld, beiden werkzaam bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Na de zitting is de behandeling gesplitst. In deze zaak wordt thans afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is werkzaam als medewerker [naam functie] bij de [afdeling] van de RUG.
1.2. Bij besluit van 23 augustus 2004 heeft het college de functie van appellant ingedeeld in het functieprofiel arbo- en milieudeskundige op het functieniveau 3 (salarisschaal 10). Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij het bestreden besluit van 10 november 2005 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. Ingevolge hoofdstuk 8, paragraaf 1, van de CAO Nederlandse Universiteiten (CAO NU) is met ingang van 1 april 2003 een nieuw systeem van functieordenen van toepassing op de medewerkers van de universiteiten. Dit systeem is gebaseerd op de Hay-methode en opgenomen in een bijlage bij de CAO NU, getiteld Universitair Functieordenen (hierna: UFO).
3.2. Blijkens het gestelde in de bedoelde bijlage wordt UFO toegepast in twee stappen. Eerst wordt voor de medewerker het functieprofiel gezocht dat het beste bij zijn werk past. Een functieprofiel is een compacte beschrijving van een generieke (voorbeeld)functie, omvattende een functietitel (de naam van de functie), het doel van de functie, de organisatorische context en de voor de functie geldende resultaatgebieden (kenmerkende kernactiviteiten, daarvoor geldende kaders, te bereiken resultaten en uit te voeren activiteiten). De binnen de universiteiten voorkomende functieprofielen zijn, onderverdeeld in functiefamilies, opgesomd in een bijlage bij de zogeheten Werkgevershandleiding Geautomatiseerde indelingsinstrument. Nadat uit deze verzameling het functieprofiel is gekozen dat het beste past bij het werk van de betrokkene, volgt de tweede stap: het bepalen van de zwaarte, het niveau, van de functie. Daartoe is per functieprofiel voorzien in zogenoemde indelingscriteria en indelingsregels. In bepaalde gevallen kan ook een combinatie van functieprofielen worden gekozen. Naast de functiefamilies bestaan twee subgroepen met respectievelijk bijzondere functies (die bijvoorbeeld slechts op één universiteit voorkomen) en zeldzame functies (waarin slechts enkele functiehouders op enkele universiteiten voorkomen).
3.3. Appellant stelt zich op het standpunt dat indeling in het profiel arbo- en milieudeskundige in combinatie met indeling in het profiel van docent heel goed mogelijk is. Bij een indeling in het profiel arbo- en milieudeskundige past volgens appellant indeling op functieniveau 2. Verder beroept appellant zich op een uitspraak van de Raad van 15 februari 2007, LJN BA1494, waarin onder meer aan de orde was de functie-indeling van een collega stralingsdeskundige bij de Universiteit Maastricht en op een oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) van 21 september 2006, nr. 2006-198, over het UFO-systeem.
3.4. De Raad stelt allereerst vast dat, anders dan in de in onderdeel 3.3 genoemde uitspraak van de Raad, in het onderhavige geding partijen niet zo zeer van mening verschillen over de feitelijk opgedragen werkzaamheden, als wel over de weging van die werkzaamheden bij het indelen in een functieprofiel. Blijkens het bestreden besluit heeft het college zich aan de hand van de ter beschikking staande stukken een voldoende deugdelijke voorstelling van de in te delen functie gevormd, die als zodanig voor appellant inzichtelijk en voor de rechter toetsbaar is, en heeft het college erkend dat het geven van onderwijs een substantieel onderdeel van de opgedragen werkzaamheden vormt. De grief van appellant op dit punt slaagt niet.
3.5. De Raad is van oordeel dat het beroep van appellant op oordeel 2006-198 van de CGB evenmin slaagt. Nog daargelaten dat een oordeel van de CGB niet bindend is en de CGB het UFO-systeem slechts heeft beoordeeld in het kader van de gelijke-behandelings-wetgeving, stelt de Raad vast dat de CGB heeft uitgesproken het UFO-systeem niet te kunnen toepassen voor functies waarbij bezwarende arbeidsomstandigheden een rol spelen. Daarvan is in de thans te beoordelen zaak geen sprake.
3.6. De doelomschrijving van het functieprofiel docent luidt als volgt: “Ontwikkelen en verzorgen van toegewezen wetenschappelijke onderwijsonderdelen, uitgaande van het facultaire onderwijsprogramma, teneinde de leerdoelen behorende bij de eindtermen van de onderwijsonderdelen ten aanzien van kennis, inzichten, vaardigheden en houdingen bij studenten te realiseren.” De Raad stelt vast dat het door appellant verzorgde onderwijs geen wetenschappelijk onderwijsonderdeel is. Het gaat om cursussen stralingsbescher-ming op divers niveau die niet specifiek zijn gericht op studenten, en die - zeer kort samengevat - opleiden tot het veilig en verantwoord kunnen omgaan met diverse apparaten en stoffen waarbij straling vrij komt. Dat de opleiding tot stralingsdeskundige niveau 5A deel uitmaakt van het curriculum van de academische studie Tandheelkunde maakt dit niet anders, waarbij de Raad opmerkt dat in het bijzonder de opleiding tot stralingsdeskundige niveau 5A een opleiding is, die ook kan worden gevolgd door cursisten zonder middelbare school of voor wie een dergelijke opleiding lang geleden is. Naar het oordeel van de Raad heeft het college eveneens op goede gronden gemeend dat indeling in combinatie met het profiel docent niet tot de mogelijkheden behoort.
3.7. De voorgaande overwegingen leiden de Raad tot de slotsom dat niet kan worden gezegd dat de functie van appellant niet in redelijkheid kon worden ingedeeld in het functieprofiel arbo- en milieudeskundige. De Raad is voorts van oordeel dat evenmin kan worden gezegd dat indeling in functieniveau 3 niet in redelijkheid heeft kunnen plaats-vinden. Indeling in functieniveau 3 is van toepassing indien aan alle criteria wordt voldaan zoals omschreven bij arbo- en milieudeskundige 3 en indeling in functieniveau 2 is van toepassing indien aan twee van de drie criteria wordt voldaan zoals omschreven bij arbo- en milieudeskundige 2. Met het college en de rechtbank is de Raad van oordeel dat aan alle criteria van functieniveau 3 wordt voldaan en aan geen enkel criterium van functieniveau 2. Het wellicht multidisciplinaire karakter van de stralingshygiëne houdt niet in dat er sprake is van continue samenwerking met deskundigen uit andere arbo- en milieudisciplines, hetgeen voor functieniveau 2 (onder meer) vereist is.
Het hoger beroep slaagt niet.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en M.C. Bruning en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 november 2008.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) K. Moaddine.
HD