ECLI:NL:CRVB:2008:BG4546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 15 november 2006 een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vernietigd. Het Uwv had op 18 januari 2006 de WAO-uitkering van de appellant herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, wat de appellant betwistte. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 november 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.
De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.F.C. van Megen, heeft in hoger beroep de medische grondslag van het besluit van het Uwv bestreden. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de gronden van de appellant afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en concludeert dat het hoger beroep van de appellant geen doel treft.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 november 2008. De rechtbank had eerder overwogen dat het besluit van het Uwv op een juiste medische grondslag berustte, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag. De Raad heeft de door de appellant overgelegde medische verklaringen niet als voldoende beschouwd om tot een ander oordeel te komen.