ECLI:NL:CRVB:2008:BG4546

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-7107 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die op 15 november 2006 een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vernietigd. Het Uwv had op 18 januari 2006 de WAO-uitkering van de appellant herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, wat de appellant betwistte. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 november 2008 uitspraak gedaan in deze zaak.

De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.F.C. van Megen, heeft in hoger beroep de medische grondslag van het besluit van het Uwv bestreden. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de gronden van de appellant afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en concludeert dat het hoger beroep van de appellant geen doel treft.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 november 2008. De rechtbank had eerder overwogen dat het besluit van het Uwv op een juiste medische grondslag berustte, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag. De Raad heeft de door de appellant overgelegde medische verklaringen niet als voldoende beschouwd om tot een ander oordeel te komen.

Uitspraak

06/7107 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 15 november 2006, 06/376 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, werkzaam bij FNV Bondgenoten, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2008. Appellant was vertegenwoordigd door mr. W.F.C. van Megen, advocaat te Utrecht en het Uwv door J.T. Wielinga.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 18 januari 2006 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, de WAO-uitkering van appellant per 21 juni 2005 herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
1.2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het door appellant tegen het besluit van 18 januari 2006 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en besluiten genomen omtrent vergoeding van griffierecht en proceskosten.
De rechtbank heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat het besluit van 18 januari 2006 op een juiste medische grondslag, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag berust. Naar het oordeel van de rechtbank is bij de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant de urenomvang van de maatman ten onrechte gemaximeerd.
2. In hoger beroep heeft appellant het oordeel van de rechtbank ter zake van de medische grondslag van het besluit van 18 januari 2006 bestreden. In essentie heeft appellant herhaald hetgeen hij reeds in beroep bij de rechtbank naar voren heeft gebracht.
3.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden van appellant afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig.
3.2. De door appellant in hoger beroep overgelegde verklaringen van de oogarts D. Humalda van 4 oktober 2006, de psychiater H.H. Tamsma van 28 februari 2007 en de arts D.J. Schakel van 27 maart 2007 en het rapport van de psychiater dr. S. Russo van 10 augustus 2008 leiden niet tot een ander oordeel.
Terecht heeft de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapportage van 1 mei 2007, kort samengevat, erop gewezen dat de verklaringen van Humalda, Tamsma en Schakel ten aanzien van de datum in geding geen niet al bekende en in de beschouwingen betrokken gegevens van medische aard bevatten.
Het rapport van Russo ziet naar hierin is vermeld op de situatie per 4 augustus 2008 en ziet mitsdien niet op de datum in geding. Uit hetgeen in het rapport is vermeld ter zake van de psychiatrische voorgeschiedenis kan, anders dan appellant meent, geenszins worden opgemaakt, dat bij de bezwaarverzekeringsarts ten aanzien van de datum in geding een onjuist of onvolledig beeld bestond omtrent de geestelijke gezondheidstoestand van appellant. De Raad kan zich geheel vinden in de naar aanleiding van het rapport van Russo door de bezwaarverzekeringsarts op 26 september 2008 opgestelde rapportage.
3.3. Het hoger beroep van appellant treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 november 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) A.C.A. Wit.
RB