ECLI:NL:CRVB:2008:BG4545
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, die op 13 december 2006 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Dit besluit betrof de herziening van de WAO-uitkering van appellante per 3 januari 2006, waarbij het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid vaststelde op 15 tot 25%. Appellante heeft in haar hoger beroep dezelfde gronden aangevoerd als in haar eerdere bezwaar en beroep. Tijdens de zitting op 3 oktober 2008 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en het Uwv werd vertegenwoordigd door M. Wardenburg.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank de gronden van appellante afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad heeft geconcludeerd dat de door appellante ingebrachte brieven van haar psychiater, J.M.C. Martens, geen nieuw licht werpen op haar gezondheidssituatie en dat de bezwaarverzekeringsarts terecht heeft gesteld dat de ernst van subjectieve klachten niet maatgevend is voor de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is gedaan door J. Brand en in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier op 14 november 2008. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en concludeert dat het hoger beroep van appellante geen doel treft.