ECLI:NL:CRVB:2008:BG4544
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAJONG-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv om geen WAJONG-uitkering toe te kennen ongegrond heeft verklaard. Appellante, geboren in 1983, had op 27 september 2004 een uitkering aangevraagd op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het Uwv had in een besluit op bezwaar van 5 januari 2006 vastgesteld dat appellante ten tijde van belang minder dan 25% arbeidsongeschikt was, en had daarom de beslissing om geen uitkering toe te kennen gehandhaafd.
In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij, ten gevolge van een borderline persoonlijkheidsstoornis, niet beschikte over duurzaam benutbare mogelijkheden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank deze beroepsgrond afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slaagt. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe objectieve medische gegevens zijn overgelegd die zouden kunnen leiden tot een andere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de door het Uwv geduide functies terecht passend zijn geacht voor appellante, op basis van de vastgestelde belastbaarheid.
De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 november 2008.