ECLI:NL:CRVB:2008:BG4544

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-5260 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAJONG-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv om geen WAJONG-uitkering toe te kennen ongegrond heeft verklaard. Appellante, geboren in 1983, had op 27 september 2004 een uitkering aangevraagd op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het Uwv had in een besluit op bezwaar van 5 januari 2006 vastgesteld dat appellante ten tijde van belang minder dan 25% arbeidsongeschikt was, en had daarom de beslissing om geen uitkering toe te kennen gehandhaafd.

In hoger beroep heeft appellante herhaald dat zij, ten gevolge van een borderline persoonlijkheidsstoornis, niet beschikte over duurzaam benutbare mogelijkheden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank deze beroepsgrond afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slaagt. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe objectieve medische gegevens zijn overgelegd die zouden kunnen leiden tot een andere beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de door het Uwv geduide functies terecht passend zijn geacht voor appellante, op basis van de vastgestelde belastbaarheid.

De Raad heeft het hoger beroep van appellante afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 november 2008.

Uitspraak

06/5260 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 3 augustus 2006, 06/672 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Hoogendonk, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2008. Zoals aangekondigd is appellante niet verschenen. Voor het Uwv is verschenen mr. J.Z. Groenenberg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante, geboren [in] 1983, heeft met een op 27 september 2004 door haar ondertekend formulier bij het Uwv een uitkering aangevraagd ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.2. Bij besluit op bezwaar van 5 januari 2006 (het bestreden besluit) heeft het Uwv - voor zover hier van belang - de beslissing gehandhaafd om aan appellante geen uitkering ingevolge de Wajong toe te kennen op de grond dat appellante ten tijde van belang minder dan 25 % arbeidsongeschikt was.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Namens appellante is in hoger beroep herhaald dat appellante ten tijde van belang tengevolge van de borderline persoonlijkheidsstoornis waaraan zij lijdt niet beschikte over duurzaam benutbare mogelijkheden. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank deze beroepsgrond in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze grond niet slaagt. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank ter zake en maakt deze tot de zijne. Daarbij merkt de Raad enkel nog op dat namens appellante ook in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische gegevens zijn overgelegd op grond waarvan het Uwv bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante meer of ernstiger arbeidsbeperkingen in aanmerking had moeten nemen. Uitgaande van de vastgestelde belastbaarheid van appellante zijn de uiteindelijk door het Uwv geduide functies terecht voor appellante passend geacht. Dit is voldoende inzichtelijk toegelicht in de arbeidskundige rapportages die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen.
4. Het voorgaande betekent dat het hoger beroep van appellante faalt en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht een proceskostenveroordeling uit te spreken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 november 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) A.C.A. Wit.
RB