ECLI:NL:CRVB:2008:BG4543

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-3321 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering wegens meerinkomen en toetsingsinkomen bij studiefinanciering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellant had studiefinanciering ontvangen van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). Na controle van de neveninkomsten van appellant, heeft de IB-Groep het toetsingsinkomen vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met een voordeel uit sparen en beleggen dat samenhangt met een vermogen verkregen uit een nalatenschap. Appellant kon niet vrijelijk over dit vermogen beschikken, maar de IB-Groep heeft dit voordeel niet buiten beschouwing gelaten.

De IB-Groep heeft op basis van deze vaststelling een vordering wegens meerinkomen van € 3.488,40 ten laste van appellant vastgesteld. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de IB-Groep heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.

In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank deze gronden afdoende heeft besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant geen doel treft. Tevens zijn er geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskosten worden toegewezen.

De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 november 2008. De Raad verwijst ook naar een eerdere uitspraak van 5 oktober 2007, waarin een vergelijkbare problematiek aan de orde is gesteld.

Uitspraak

07/3321 WSF
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 20 april 2007, 06/1158 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 14 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2008. Appellant is niet verschenen. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. M. van der Toorn.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Aan appellant is door de IB-Groep studiefinanciering toegekend.
1.2. Na een controle van de neveninkomsten van appellant aan de hand van de door de IB-Groep bij de belastingdienst opgevraagde inkomensgegevens heeft de IB-Groep het toetsingsinkomen van appellant over het studiefinancieringstijdvak 2003 vastgesteld. Bij deze vaststelling heeft de IB-Groep rekening gehouden met een voordeel uit sparen en beleggen samenhangend met een vermogen verkregen uit een nalatenschap. De IB-Groep heeft in de omstandigheid dat appellant niet vrijelijk over dit vermogen kon beschikken geen aanleiding gezien het voordeel uit sparen en beleggen buiten beschouwing te laten.
1.3. Op grond van de in rechtsoverweging 1.2. bedoelde vaststelling heeft de IB-Groep ten laste van appellant bij besluit van 17 juni 2006 een vordering wegens meerinkomen vastgesteld van in totaal € 3.488,40.
1.4. Bij besluit van 8 augustus 2006 heeft de IB-Groep het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 8 augustus 2006 ongegrond verklaard.
3.1. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen appellant reeds in beroep heeft aangevoerd. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank deze gronden afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad kan zich in grote lijnen met de overwegingen van de rechtbank verenigen.
3.2. De Raad voegt hieraan nog toe dat de door appellant aan de orde gestelde problematiek – zoals ook reeds vermeld in de aangevallen uitspraak – door zijn zuster reeds in een eerdere procedure aan de orde is gesteld.
Dit laatste heeft geleid tot een uitspraak van de Raad van 5 oktober 2007, LJN: BB5412, waarnaar de Raad kortheidshalve verwijst.
3.3. Het hoger beroep van appellant treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 november 2008.
(get.) J. Brand.
(get.) A.C.A. Wit.
TM