ECLI:NL:CRVB:2008:BG4525

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07-358 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot bevordering tot luitenant-kolonel om affectieve redenen

In deze zaak heeft appellant, een majoor van het wapen der [naam onderdeel], hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellant had eerder verzocht om hem om affectieve redenen, los van een functieaanwijzing, te bevorderen tot luitenant-kolonel. Dit verzoek werd afgewezen door de Staatssecretaris van Defensie, die stelde dat er geen wettelijke voorschriften waren die het verzoek konden honoreren. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 november 2008 uitspraak gedaan. De Raad overwoog dat appellant niet in de situaties verkeerde die in de relevante artikelen van het Algemeen militair ambtenaren-reglement zijn genoemd. Ook het beroep van appellant op eerder beleid dat blokbevorderingen mogelijk maakte, werd verworpen, aangezien dit beleid niet meer bestond en niet van toepassing was op zijn situatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met J.G. Treffers als voorzitter en M.C. Bruning en K.J. Kraan als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, met K. Moaddine als griffier.

Uitspraak

07/358 MAW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 5 december 2006, 06/1951, (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Defensie (hierna: staatssecretaris)
Datum uitspraak: 6 november 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. P.M. Groenhart, werkzaam bij de ACOM. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C.J. Legein, werkzaam bij het ministerie van Defensie.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een meer uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. Appellant, majoor van het wapen der [naam onderdeel], is bij Koninklijk besluit van 4 februari 2003 met ingang van 1 juli 2003 eervol ontslag verleend. Op grond van ’s Raads uitspraak van 17 oktober 2002, LJN AO3644 en TAR 2004, 10, is hij financieel in de positie gebracht van militair in de rang van luitenant-kolonel. Hij heeft in januari 2005 aan de staatssecretaris verzocht hem om affectieve redenen, los van een functieaanwijzing, alsnog te bevorderen tot luitenant-kolonel.
1.2. De staatssecretaris heeft dat verzoek afgewezen bij besluit van 12 juli 2005 en die afwijzing na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 24 februari 2006.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep dat appellant tegen het bestreden besluit heeft ingesteld, ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
3.1. Er zijn geen wettelijke voorschriften aan te wijzen op grond waarvan de staatssecretaris het verzoek van appellant moest of kon honoreren. Appellant heeft gewezen op artikel 130, tweede en derde lid, van het Algemeen militair ambtenaren-reglement. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de Raad terecht betoogd dat appellant niet, en dit anders dan de door hem genoemde militairen, in de in die artikelonderdelen genoemde situaties heeft verkeerd.
3.2. Het appel van appellant op beleid dat erin zou voorzien dat aan zijn verzoek wel kan worden voldaan, heeft betrekking op zogenoemde blokbevorderingen die tot 1990 voorkwamen. De staatssecretaris heeft aangegeven dat dit beleid sindsdien niet meer bestaat en dat het bovendien geen betrekking had op de situatie van appellant. Evenals de rechtbank volgt de Raad de staatssecretaris hierin.
4. Het hoger beroep van appellant slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en M.C. Bruning en K.J. Kraan als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 november 2008.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) K. Moaddine.
HD