ECLI:NL:CRVB:2008:BG4388

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-519 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbetering van de partijstelling in hoger beroep inzake bovenwettelijke werkloosheidsuitkering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het beroep tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ongegrond werd verklaard. De minister had op 15 december 2006 aan appellante meegedeeld dat de herziening van de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering niet correct was verwerkt en dat deze fout inmiddels was hersteld. Tevens werd aangekondigd dat de ten onrechte verstrekte uitkering zou worden teruggevorderd. Appellante had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de brief van de minister geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het slechts mededelingen van feitelijke aard betrof. In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak vastgesteld dat in de aangevallen uitspraak de minister ten onrechte niet als partij was vermeld, maar dat deze onjuiste vermelding geen benadeling voor partijen met zich meebracht. De Raad heeft daarom besloten om de partijstelling te verbeteren zonder verdere gevolgen.

De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. Tevens is er geen aanleiding om de kosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, met M.J.A. Reinders als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 oktober 2008.

Uitspraak

08/519 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 11 december 2007, 07/383 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: minister).
Datum uitspraak: 29 oktober 2008.
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2008. Appellante is - met kennisgeving - niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door [K.], werkzaam bij [Naam B.V.]
II. OVERWEGINGEN
1. Op 15 december 2006 heeft de minister appellante meegedeeld dat de herziening van de zogenoemde bovenwettelijke werkloosheidsuitkering, waartoe op 6 september 2005, 14 oktober 2005, 14 november 2005 en 12 december 2005 is besloten, ten onrechte niet is verwerkt en dat deze fout inmiddels is hersteld. De minister heeft in deze brief voorts aangekondigd dat de ten onrechte verstrekte bovenwettelijke werkloosheidsuitkering wordt teruggevorderd. Het hiertegen door appellante ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit van 22 mei 2007 niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is het bezwaar van appellante terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de brief van 15 december 2006 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aangezien de mededeling dat een onjuiste uitvoering aan de herzieningsbesluiten is gegeven en de aankondiging dat te zijner tijd een terugvorderingsbesluit zal volgen mededelingen van feitelijke aard zijn.
3. De Raad overweegt het volgende.
3.1. In de aangevallen uitspraak is [Naam B.V.] als verweerder aangewezen. Onder verwijzing naar artikel 2 van het mandaatbesluit van de minister van 23 maart 2007 stelt de Raad vast dat ten tijde hier van belang Loyalis Maatwerk-administraties B.V. de bovenwettelijke werkloosheidsuitkering uitvoerde namens de minister. De minister had derhalve in de aangevallen uitspraak als partij moeten worden vermeld. Aangezien partijen door deze onjuiste vermelding in de aangevallen uitspraak niet zijn benadeeld, volstaat de Raad met verbetering van de partijstelling.
3.2. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de brief van 15 december 2006 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb en onderschrijft de daarop betrekking hebbende overwegingen in de aangevallen uitspraak. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd brengt de Raad niet tot een ander oordeel. De Raad wijst appellante er nog wel op dat tijdens de mondelinge behandeling ter zitting namens de minister is meegedeeld dat de teveel betaalde bovenwettelijke werkloosheidsuitkering niet meer zal worden teruggevorderd.
3.3. Het voorgaande brengt mee dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.J.A. Reinders als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2008.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) M.J.A. Reinders.
HD