ECLI:NL:CRVB:2008:BG4384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- M.J.A. Reinders
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van eerder genomen besluit op basis van geen nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had eerder, op 27 februari 2006, de aanvraag van appellante om overneming van de loonbetalingsverplichting afgewezen, omdat zij berust had in haar ontslag op staande voet. Appellante had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard. Ook haar beroep tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard.
Appellante heeft vervolgens geprobeerd om het Uwv te verzoeken terug te komen van het besluit van 27 februari 2006, maar dit verzoek werd afgewezen op 18 september 2006. Het Uwv stelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden. De rechtbank bevestigde deze afwijzing in haar uitspraak van 12 december 2007, waartegen appellante in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 17 september 2008 heeft de advocaat van appellante, mr. E.C. Kerkhoven, de argumenten toegelicht. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. A.E.M. Kuppens. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de door appellante aangevoerde feiten en omstandigheden niet nieuw waren en reeds in de eerdere procedure aan de orde waren gesteld. De Raad concludeerde dat er geen reden was om de eerdere beslissing te herzien en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De Raad oordeelde dat de eventuele onjuistheid van het oorspronkelijke besluit geen rol speelde in de beoordeling van de toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier M.J.A. Reinders, op 29 oktober 2008.