ECLI:NL:CRVB:2008:BG3500
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW)
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 oktober 2008 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot. De Raad heeft vastgesteld dat de echtgenoot van appellante op de datum van overlijden niet verzekerd was voor de ANW, aangezien hij op dat moment niet in Nederland woonde en geen arbeid in Nederland verrichtte. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder de aanvraag afgewezen, omdat er geen bewijs was dat de echtgenoot onder een buitenlandse sociale verzekeringsregeling viel die recht op uitkering zou geven.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering op grond van artikel 22 van het NMV, het Algemeen Verdrag inzake Sociale Zekerheid tussen Nederland en Marokko. De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bevatten ten opzichte van de eerdere procedure en dat de rechtbank de eerdere beslissing terecht had bevestigd. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de Svb te veroordelen in de proceskosten.
De uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 april 2007, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard, werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. De Raad concludeerde dat appellante geen nabestaande is in de zin van de ANW, omdat haar echtgenoot op de dag van overlijden niet verzekerd was en er geen bewijs was van vrijwillige verzekering of verzekering op basis van Marokkaanse wettelijke regelingen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier W. Altenaar.