ECLI:NL:CRVB:2008:BG3074
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van kinderbijslag op basis van onderhoudseisen en controleerbaarheid van betalingen
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. C.J. Driessen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die zijn beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond had verklaard. De Svb had kinderbijslag geweigerd op de grond dat appellant niet aan de onderhoudseisen voldeed. Appellant had op 13 april 2004 een aanvraag voor kinderbijslag ingediend voor zijn kinderen, die zich in Turkije bevonden. De Svb stelde dat appellant niet in belangrijke mate had onderhouden, wat leidde tot de weigering van de kinderbijslag. De rechtbank bevestigde deze weigering, en appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 30 oktober 2008 behandeld. De Raad oordeelde dat appellant niet aan de vereisten voldeed om kinderbijslag te ontvangen. De Raad benadrukte dat appellant moest aantonen dat hij de kinderen in belangrijke mate had onderhouden, wat hij niet kon doen. De door appellant gestelde contante betalingen voldeden niet aan de eis van eenvoudige controleerbaarheid. Bovendien voldeed appellant niet aan de voorwaarde van een verblijf van twee maanden bij zijn kinderen, noch aan de eis van een vast patroon van betalingen voorafgaand aan dat verblijf.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht kinderbijslag over het tweede tot en met het vierde kwartaal van 2004 had geweigerd. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van griffier W. Altenaar.